Het beeld van de farmaceutische industrie strookt niet met de feiten
Interview met Bart van Zijll Langhout, Lead Janssen Campus Nederland. Dit is het tweede interview in de serie: Gezichten achter de EBZ.
Interview met Bart van Zijll Langhout, Lead Janssen Campus Nederland. Dit is het tweede interview in de serie: Gezichten achter de EBZ.
Je krijgt per definitie een etiket opgeplakt als farmaceutisch bedrijf. Er heerst een sentiment rond geneesmiddelen en de geneesmiddelenindustrie dat zich vooral laat leiden door emoties en minder door de feiten. De feiten vertellen namelijk iets anders. Bart van Zijll Langhout, Lead Janssen Campus Nederland en Vice-President Strategic Alliances EMEA bij Janssen en lid van de Economic Board Zuid-Holland, ziet het als zijn taak om tegengas te geven in het farmadebat. Want dat debat berokkent niet alleen de farmaceutische sector schade, maar schaadt ook het innovatief vermogen van de Zuid-Hollandse economie en bovenal de BV Nederland.
Hij was altijd al geïnteresseerd in natuur. “Ik had een hond toen ik klein was. Daar wandelde ik uren mee in de polder. Met m’n verrekijker op zak om vogels te kijken.” Tijdens zijn studie biologie in Leiden werd hij gegrepen door de genetica. Hij las over de wetten van Mendel, die de overerving van genetische eigenschappen bepalen. “Dat spel met die allelen was zo mathematisch. 9 staat tot 3, staat tot 3, staat tot 1. Volkomen logisch. Het trof me dat die ogenschijnlijke wirwar van toevalligheden zo wiskundig in elkaar zat.”
Direct na zijn promotieonderzoek, over de ontwikkelingsgenetica in fruitvliegjes, trad Bart van Zijll Langhout in dienst bij Janssen. Daar werkt hij inmiddels ruim 30 jaar. “Tijdens mijn opleiding heb ik onder andere gewerkt in het biochemisch laboratorium in de groep van professor Schilperoord. Ik heb onlangs begrepen dat dat laboratorium de bakermat is geweest van het Leiden Bio Science Park. Nu zit ik als Campus Lead van Janssen Nederland weer heel dicht tegen het Leiden Bio Science Park aan. Grappig hoe dat cirkeltje dan weer rond is.”
“De grootste misvatting is dat wij hier primair gedreven zouden zijn door het maken van veel winst. Dat is niet zo. Wat mensen bij Janssen primair motiveert, is innovatie. Om dan via die innovatie nieuwe behandelmogelijkheden voor patiënten te ontsluiten. Dat kunnen medicijnen zijn, medical devices, of andere manieren van behandelen. Maar innovatie is waar wij het verschil maken.”
“Daarbij is het wel ontzettend belangrijk dat we als bedrijf winst maken. Dat zorgt ervoor dat we investeringen aantrekken en de innovaties van de toekomst kunnen financieren. Dat is ons businessmodel.”
Janssen is een bijzondere speler in het Zuid-Hollandse innovatielandschap. De krachtigste kernactiviteiten heeft Janssen stevig verankerd in het Leiden Bio Science Park: Janssen Biologics en Janssen Vaccines. Samen zijn de onderdelen goed voor de op drie na grootste R&D-uitgaven van Nederland, na ASML, Philips en KPN. “Als het gaat om biotechnologie, zijn wij verreweg de grootste private investeerder in R&D. Met de innovatie die daaruit voortkomt, besparen we potentieel veel zorgkosten. Patiënten hoeven minder lang in het ziekenhuis te liggen en we proberen steeds meer te voorkomen in plaats van te genezen. Met innovatie kun je écht dingen verbeteren.”
De R&D-investeringen van Janssen leveren ook iets op. Een van de innovaties is een HIV-vaccin. “Wereldwijd zijn er meerdere partijen bezig met een vaccin tegen HIV,” zegt van Zijll Langhout, “maar ons project is toch wel een van de meest vergevorderde. En misschien ook wel het meest veelbelovende. En tóch blijft de kans op succes onvoorspelbaar, het blijft turen in een glazen bol. Failure loert overal bij medicijnontwikkeling. Ook in een vergevorderde fase van clinical trials komt het nog regelmatig voor dat een geneesmiddel het toch niet haalt.”
“We zijn momenteel ook bezig met CAR-T-therapie. Daarbij nemen we T-cellen af bij patiënten met bepaalde vormen van kanker. Die T-cellen modificeren we genetisch, zodat ze specifiek die kankercellen aanvallen. We hebben de hoop dat we daarmee patiënten zelfs echt kunnen genezen, zonder de blijvende bijeffecten van traditionele behandelingen als chemokuren en bestraling.”
“Daar wind ik me heel erg over op. En die opwinding stop ik in het zelf deelnemen aan dat debat. Ik probeer een tegengeluid te laten horen.”
Dat begint met het geven van de correcte feiten en cijfers over de farmaceutische industrie en de kosten van geneesmidelen. De stijgende zorgkosten worden vaak aan geneesmiddelen toegeschreven. Maar de realiteit is dat die minder dan 7% (MedicijnMonitor 2018, VIG) van de totale kosten uitmaken. Een willekeurige voorbijganger denkt waarschijnlijk dat het om minstens 50% gaat.”
“Sterker nog, niet alleen ons aandeel in de zorgkosten is kleiner dan gedacht, ook de groei in de uitgaven is bij ons minder groot dan bij andere onderdelen van de gezondheidszorg. “De totale zorgkosten zijn de afgelopen tien jaar gestegen met 40%, de kosten voor geneesmiddelen met 16%. Dat negatieve sentiment is dus niet op feiten gebaseerd. De feiten zeggen eerder het tegenovergestelde.”
“Ziekenhuizen, medisch-specialistische zorg, verpleging, administratie, etc. Heel belangrijke zaken. Maar de stijging in die onderdelen is veel hoger geweest.”
“Ik weet ook niet waarom dat zo sterk is. Misschien dat devices in een meer herkenbare cyclus van vernieuwing zitten. Het is veel meer geaccepteerd dat je van een MRI-apparaat steeds een verbeterde versie krijgt.”
Het FD ontmantelde vorig jaar al eens het beeld van de farmaceut als meedogenloze winstmachine. Zo blijkt uit een rapport van Deloitte dat het rendement op de R&D-investeringen voor de twaalf grootste farmaceutische bedrijven al jaren terugloopt. Inmiddels tot een alarmerende 3,2%. Dat percentage is te laag om de sector voor beleggers nog aantrekkelijk te maken, stelt Deloitte. Bovendien baseren we ons onderbuikgevoel over de farmaceutische bedrijven deels op berichtgeving over Amerikaanse excessen, maar in Nederland zijn de geneesmiddelenprijzen juist lager dan in ons omringende landen. Daarbij schommelt het aandeel van geneesmiddelen in de totale zorgkosten al jaren rond de 7%.
Niettemin noopte het negatieve sentiment minister Bruno Bruins tot plannen om de bescherming op weesgeneesmiddelen te verkorten van 10 naar 5 jaar. “Niemand gaat een paar miljard in een geneesmiddel investeren als je niet zeker weet dat het niet onmiddellijk nagemaakt mag worden,” zegt Bart van Zijll Langhout. “De periode van het moment van aanvragen van het patent tot het aflopen is 20 jaar. Je hebt zo’n 12 tot 15 jaar nodig om een product naar de markt te krijgen. Dan heb je dus 5 tot 8 jaar om een zeker rendement te halen. Wanneer die tijd te kort wordt, dan heb je onvoldoende verdienvermogen om al dat onderzoek te financieren.”
“Ik kan het niet kwantificeren, maar de toon van het debat is niet goed voor hoe er internationaal naar Nederland gekeken wordt. Zelf hebben we twee jaar geleden nog geïnvesteerd in een vaccines launch facility, dus we investeren nog wel degelijk. Maar de sussende klanken van sommigen dat niemand zich buiten de Nederlandse grenzen stoort aan ons debat, is onjuist. Het wordt echt gezien in het buitenland. En daar maken mensen zich terecht ernstige zorgen om.”
“Dat is een goede vraag.” We zijn inmiddels drie kwartier onderweg en voor het eerst in ons gesprek is Bart van Zijll Langhout even stil. “De minister maakt zich terecht zorgen om de kostenstijgingen in de gezondheidszorg. Het is een lastige balans om te zorgen dat patiënten breed en snel toegang hebben tot innovatieve geneesmiddelen terwijl je tegelijkertijd het budget onder controle houdt en zorgt dat je het innovatieve vermogen van de sector niet de nek omdraait. Wat het lastig maakt is dat de zorgbudgetten in silo’s opgedeeld zijn: een apart budget voor ziekenhuizen, voor geneesmiddelen, voor apothekers, etc. Die silo’s staan nu nog niet met elkaar in verbinding. Een besparing bij de één kan nu niet de kostenstijging bij de ander compenseren. Ik geloof heilig in het samenbrengen van alle partijen rond de tafel. Samen kijken hoe we die silo’s meer met elkaar kunnen verbinden.’
We moeten meer richting outcome-based healthcare. Dat is een zorgconcept waarbij je stuurt op kwaliteit van de zorg en kosten en waarbij je beloond wordt op basis van outcomes. Conceptueel sterk – niemand is ertegen – maar het is echt een uitdaging om van het huidige systeem naar zo’n nieuw systeem te komen. Daarvoor moeten we echt samenwerken. Omdat werkelijk geen van de stakeholders het alleen kan. We hebben de zorgprofessionals nodig, de academische instituten, de overheid, verzekeraars, bedrijven en tenslotte ook de patiënten zelf. Die moeten aangeven wat voor hen belangrijk is.
“Als bedrijf schuiven we langzaam op in de keten. We hebben ons altijd sterk gericht op het behandelen van ziekte. Maar we schuiven steeds meer op naar voren, richting vroege diagnostiek en preventie: zodat ziektes minder erg worden of helemaal voorkomen worden.”
“Zeker. Het is zelfs al zo dat wij haast geen enkel geneesmiddel meer ontwikkelen zonder diagnostische tool ernaast, een zogenaamde companion diagnostic. Companion diagnostics kunnen helpen om geneesmiddelen gericht in te zetten bij die patiënten waarvan we vrijwel zeker weten dat ze zullen reageren. Het is namelijk nog steeds zo dat veel geneesmiddelen maar bij een bepaald percentage van de patiënten werkt; bijvoorbeeld bij 70% van de patiënten. Eigenlijk is dat natuurlijk onacceptabel. Ik zeg altijd: als ik een nieuwe auto koop, dan verwacht ik dat hij 100 van 100 keer start. Niet 70 keer, want dan betaal ik er niet voor.”
“Ik vind daarom dat we ook open zouden moeten staan voor nieuwe betaalmodellen – dat wij bijvoorbeeld alleen betaald worden voor de patiënten bij wie het geneesmiddel werkt. Maar je kunt dus ook proberen diagnostica te ontwikkelen, zodanig dat je vooraf veel beter weet welk middel bij welke patiënt werkt. Zo komen we steeds verder richting onze droom en missie: A world without disease. Daarom werk je uiteindelijk bij een farmaceutisch bedrijf. Omdat je verschil wilt maken.”