Superstrateeg achter de schermen van de EBZ – afscheidsinterview met Linco Nieuwenhuyzen

De samenwerking in de regio stond nog in de kinderschoenen, toen hij begon. Linco Nieuwenhuyzen startte acht jaar geleden als secretaris van de Economic Board Zuid-Holland. Hij was een van de mensen die tal van bestuurlijke kopstukken met de neuzen dezelfde kant op moest zien te krijgen. Hij stuurde en bestuurde, nooit als woordvoerder maar altijd vanuit de coulissen. Inmiddels staat hij bekend als ‘superstrateeg’. Linco haalde significant meer bedrijven aan boord en zorgde dat ze allen hun zegje konden doen. Nu verlaat hij de Economic Board en wordt hij Hoofd Innoveren bij InnovationQuarter. We blikken met hem terug.

Hoe was de situatie in Zuid-Holland toen je begon als secretaris?

“Ik herinner me de eerste boardvergadering nog goed. Het was bijzonder om op deze manier bij elkaar te zitten, maar het was ook echt nog wennen. We spraken nog ‘verschillende talen’, maar hadden positieve intenties om met elkaar in gesprek te gaan. Daarnaast was InnovationQuarter net begonnen en ik werd met een agenda op pad gestuurd rondom campussen, energietransitie, internationaal talent en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Eigenlijk met precies de thema’s die nu ook in de Groeiagenda staan, maar destijds nog veel meer vanuit overheidsperspectief opgeschreven. Er was nog niet veel draagvlak vanuit bedrijven. De MRDH (Metropool Regio Rotterdam Den Haag) was nog maar net van start gegaan en nog niet eens formeel opgericht. De intentie om samen een marathon te gaan lopen voor positieve bewegingen in deze regio was er zeker, maar we waren pas net uit de startblokken.

Inmiddels is dat speelveld echt veranderd. Bedrijven leggen onderwerpen op tafel en gaan het gesprek met elkaar erover aan. We hebben een gezámenlijk perspectief op waar we naartoe gaan in de regio. In de laatste boardvergadering hadden we het over de versnelling van de energietransitie: wat betekenen onze plannen nou daadwerkelijk voor de regio? Iedereen zat op het puntje van z’n stoel, diep nadenkend over hoe ze de plannen konden vertalen naar hun eigen bedrijf en organisatie. We informeren elkaar niet alleen, maar inspireren elkaar ook echt. Binnen de EBZ vragen partijen actief hulp aan elkaar.”

Je hebt je sterk gemaakt voor een EBZ met meer bedrijven dan overheden en kennisinstellingen, waarom?

“Waarom ik die bedrijven belangrijk vind: als politiek het oppakt, wordt het snel een bestuurlijke discussie, ‘wie is de baas’. Terwijl we een andere setting creëren door met bedrijven aan tafel te zitten. Je voert direct een meer economisch-inhoudelijk gesprek. We kijken ook naar wat er in andere regio’s gebeurt. Soms moet de overheid dan alsnog een beslissing nemen, maar op deze manier kunnen we dat beter geïnformeerd doen.

Vaak denken we in Nederland dat de overheid overal een oplossing voor moet bieden, maar bedrijven en onderwijsinstelling zijn echt sleutelspelers om ook een deel van de knelpunten in de regio op te pakken. Als deze sleutelspelers elkaar begrijpen en respect hebben voor elkaars uitgangspunten, kunnen zij samen ergens de schouders onder zetten. Dat betekent wel dat je die bedrijven bij elkaar moet brengen. Het is heel waardevol om regionale spelers aan tafel hebben die een deel van de oplossing kunnen inbrengen maar het probleem niet alleen kunnen oplossen.”

Wat was jouw doel bij de EBZ en waar ben je het meest trots op?

“Ik ben het meest trots op wat we rondom Human Capital gedaan hebben. We hebben een brede agenda gemaakt, waarin we er echt in slagen om allerlei doelgerichte projecten te doen. Enorme complimenten voor de provincie die het lef had om aan de EBZ te vragen om met een gedeelde visie te komen waar alle sleutelspelers uit de regio achter staan, waarbij de provincie financiering kan verstrekken voor het programmateam en subsidie voor de projecten.

Ik ben überhaupt trots op het bestaan van de EBZ. Inspiratie, leiderschap, visie en een platform wat dat leiderschap en die inspiratie kanaliseert, dat zijn aspecten die ik van begin af aan in mijn hoofd heb gehad. De goede samenwerking bij de EBZ bestaat onder andere door een open houding: delen wat er speelt, ook al hebben we niet direct een oplossing. Met een gedeeld perspectief kunnen we elkaar inspireren en krachten bundelen. Het doel wat de EBZ uiteindelijk dient is: op regionale schaal ervoor zorgen dat mensen tot hun recht komen. We willen deze prachtige samenleving in stand houden en de EBZ heeft daar een hele nuttige functie in. We zijn ook steeds scherper geworden op de ‘spelregels’: je zit hier niet om je eigen bedrijfsbelang te verdedigen. Je maakt deel uit van een groter geheel, in hoeverre ben je bereid om hier een gesprek over aan te gaan?“

Binnen de EBZ was jij de sturende en drijvende kracht, maar anderen stonden in de schijnwerpers. Heeft dat je wel eens in de weg gezeten?

“Nee. Mijn drijfveer is om een bijdrage te leveren aan de grote uitdagingen die op deze regio afkomen. De EBZ is voor mij een vehikel om dat te doen. Mijn doel was echt om de neuzen dezelfde kant op te krijgen, structureel met elkaar het gesprek aan te gaan, netwerken mobiliseren en om samen een goede strategie op te stellen. Wanneer we dit samen bereikten met mijn bijdrage, was ik tevreden. Ik heb het wel altijd belangrijk gevonden dat de leden van de board zagen welke bijdrage ik leverde, maar die waardering heb ik altijd gekregen. Het gaat niet om mij, het gaat niet om de EBZ, maar om het doel van de EBZ.”

Welke twee zaken zou je morgen willen veranderen in de regio?

“De vragen rondom de arbeidsmarkt liggen mij het meest na aan het hart. De zorgen komen voornamelijk vanuit de periode dat ik voor de klas heb gestaan, daar is mijn hart sneller gaan kloppen voor de scholing van mensen. Voor mij is een belangrijke drijfveer: ik wil mensen tot hun recht laten komen. Scholing speelt hierin een enorm belangrijke rol, zodat mensen het leven kunnen leiden dat ze willen. Mijn wens is toch wel echt een sterk programma omtrent de bijscholing van mensen, met andere aantallen dan tot op heden. Door de toenemende dynamiek aan de bedrijvenkant op het gebied van energietransitie, digitalisering en daarmee toenemende internationale concurrentiedruk, moet de arbeidsmarkt echt weerbaarder zijn. Ik zou me sterk willen inzetten op innoveren met leren, vooral voor de leeftijdsgroep 40 tot 60 jaar.

Waar ik me daarnaast grote zorgen over maak is hoe veel ruimte we hebben voor de transformatie van bestaande bedrijven en het verwelkomen van nieuwe bedrijven. Er wordt nu veel geïnvesteerd in nieuwe technologie en dat moet ook gaan resulteren in bedrijven die straks snel gaan groeien. Waar moeten we die bedrijven neerzetten? Ik zou een hele goeie ruimtelijk-economische strategie willen maken.”

Kan de EBZ die ruimtelijke strategie dan niet gaan maken?

“Nee. Ruimtelijke strategie is namelijk een vak en we willen vanuit de EBZ niet zomaar wat roepen over onderwerpen waar we onvoldoende verstand van hebben. Daar zijn andere partijen in ‘the lead’.” Grappend: “Het liefst had ik een magische knop om bij alle sleutelspelers in de regio draagvlak te krijgen voor dit soort dingen.”

Als buitenstaander ziet de EBZ er behoorlijk homogeen uit. Hoe ziet dit er over vijf jaar uit?

“Ik vind diversiteit echt belangrijk. Tegelijkertijd is het geen primair doel voor de EBZ om diversiteit aan te jagen. De EBZ is een afspiegeling van de sleutelspelers in de regio. Het aantal vrouwen in bestuurlijke functies gaat de goede kant op, maar etnische diversiteit blijft achter. Dat zie je dus ook terug in de EBZ. Waar de EBZ wel een rol in kan spelen, is dat alle typen bedrijven vertegenwoordigd worden en een stem hebben. Het is belangrijk dat iedereen die bij de EBZ aan tafel zit, zich comfortabel voelt om te spreken.”

Wat bewonder je in je opvolger Ferrie Förster, waar je al jaren mee samenwerkt?

“Bij de Human Capital Agenda heb ik er enkel voor gezorgd dat het in de grondverf stond. Maar Ferrie heeft gezorgd voor bedrijfscommitment, concrete afspraken en toezeggingen voor alle projecten die er nu staan. Ik denk en verwacht dat hij deze kwaliteiten ook bij de EBZ gaat inzetten. We zijn in Zuid-Holland steeds beter in staat om samen verder te komen, bijvoorbeeld met de Groeiagenda als scherpe, gezamenlijke strategie, maar ook met de circulaire agenda, de strategie voor de maakindustrie en de Human Capital Agenda. We moeten nu met elkaar de volgende fase in. Die vraagt nog veel meer effort om collectief de juiste stappen te zetten. Ik denk dat Ferrie er echt voor geknipt is om dat voor elkaar te boksen.”

Wat wil je Ferrie Förster meegeven?

“Blijf jezelf! Dat is in deze rol ontzettend belangrijk, in iedere rol overigens.”

Wat zijn twee persoonlijke lessen die je van boardleden hebt geleerd?

“Een is van Karel Luyben, Rector Magnificus Emeritus van de TU Delft. Hij leerde me dat elkaar informeren ook al een vorm van samenwerken is: een enorm belangrijke les.

En ik leerde iets moois van Bart van Zijll Langhout, toen Campuslead van Janssen: als we een kennismakingsgesprek hadden met nieuwe EBZ-leden, dan wilde ik laten zien wat de EBZ voor hen kon betekenen. Bart zei tijdens ons kennismakingsgesprek: “Dat is niet de reden dat ik hier aan tafel kom. Wij zijn een groot bedrijf en ik zie het bijna als een vorm van burgerschap dat wij als bedrijf actief deelnemen aan dit overleg. Daar maak ik geen winst- of verliesrekening van.” Dat vond ik een hele mooie gedachte en ik hoop dat er meer bedrijven zijn die op die manier in de wedstrijd zitten.

Naast deze twee lessen, heb ik van Jaap Smit, onze voorzitter, geleerd om voortdurend het ‘waarom’ en het ‘waar naartoe’ van de EBZ scherp op de radar te hebben. En om van daaruit de vergadering continu op scherp te houden.”

Waar zien we jou over vijf jaar?

“Ik verwacht dan nog steeds in de provincie te werken, omdat ik als inwoner van Zuid-Holland de beste bijdrage kan leveren. Ik heb een hart voor de regio en ik merk dat ik mijn werk een extra dimensie krijgt in de regio waar ik ook zelf woon. Dat geeft me energie.

Ik ben dan nog steeds bezig met de neuzen dezelfde kant op krijgen, voor grote maatschappelijke opgaves waar we hier in de regio het antwoord op kunnen vinden. Ik geloof er in om bestuur, strategie en uitvoering met elkaar te blijven verbinden. En de kracht van het ‘doen’: na een goed gesprek moeten we ook echt iets ondernemen.”