Interview Hester Bijl – Vrouwelijke voorloper? Ja, maar ik bestuur ook gewoon een universiteit
Trots is ze vooral op anderen. Prof. Dr. Hester Bijl praat begeesterd over haar idealen, maar is bescheiden als het op haar eigen prestaties aankomt. Het woord ‘gezamenlijkheid’ valt in ons gesprek maar liefst zeven keer. Toch heeft Bijl, bestuurlijk boegbeeld van de Economic Board Zuid-Holland, een indrukwekkende carrière die trots stemt. Ze was de eerste vrouwelijke hoogleraar bij Lucht- en Ruimtevaarttechniek in Delft en de eerste vrouwelijke decaan. Vanaf februari 2021 wordt ze de allereerste vrouwelijke rector magnificus van de Universiteit Leiden. Daarmee is ze een van de belangrijkste boegbeelden in Zuid-Holland en Nederland.
Ze is even stil. Alsof ze niet goed weet wat ze moet met de vraag. “Waar krijg ik een kick van? Ja, als we met elkaar iets moois voor elkaar krijgen… Dat we als universiteit binnen een week het onderwijs hebben weten te digitaliseren bijvoorbeeld.” En welke rol heeft ze zelf dan in dat succes gespeeld? “Wij hebben slechts de juiste mensen op de juiste plekken gezet en voor ondersteuning gezorgd. Maar daarna hebben vooral andere mensen hun werk heel goed gedaan.”
En waar ben je zélf nou heel trots op? Ik probeer je al een tijdje een boude uitspraak te ontlokken, maar het lukt me maar niet.
“O haha, je wilt me een uitspraak laten doen! Ja, ik ben inderdaad niet zo iemand die zich de hele tijd trots loopt te voelen. Nou…ik ben eigenlijk wel trots op onze universiteit. Vooral op de mensen die er werken. Veel Spinozaprijzen, hartstikke goede wetenschappers. Dus ja, trots op de organisatie en de mensen.”
Het is tekenend voor het gesprek. Hester Bijl praat begeesterd over haar idealen, maar is bescheiden als het op haar eigen prestaties aankomt. Het woord ‘gezamenlijkheid’ valt maar liefst zeven keer. Toch heeft Bijl een indrukwekkende carrière die trots stemt. Ze was de eerste vrouwelijke hoogleraar bij Lucht- en Ruimtevaarttechniek in Delft en de eerste vrouwelijke decaan. Vanaf februari 2021 wordt ze de eerste vrouwelijke rector magnificus van de Universiteit Leiden.
Waar groeide je op?
“In Voorburg. Ik heb een half jaar in Engeland en een half jaar in de VS gewoond, verder eigenlijk altijd in Zuid-Holland.”
Groot gezin, klein gezin?
“We waren met twee kinderen thuis. Ik heb een zus, geadopteerd uit Korea. Ze kwam toen ik vier was, dus ik herinner me geen leven meer zonder haar. We zien er natuurlijk heel anders uit, daar krijg ik eindeloos veel vragen over.”
Wat voor vragen?
“Vragen als: wat vind je nou van je zus? Vind je d’r aardig? Dat vraag je nooit aan mensen die géén geadopteerde zus hebben. Zoiets vroeg ik me ook nooit af, wij voelden gewoon als zus en zus.”
Je krijgt als kind vaak een blauwdruk, een ideaalplaatje mee. Het ene gezin stimuleert reizen en avonturen beleven, het andere meer huisje-boompje-beestje. Hoe was dat bij jullie?
“Intellectuele ontwikkeling werd bij ons gestimuleerd. Mijn zus en ik waren natuurlijk ook twee vrouwen, dus kregen ook de boodschap mee: zorg dat je op eigen benen kunt staan. Word onafhankelijk, zowel in je denken als financieel.”
Je hebt een voorlopersrol als vrouw in de top van de academia, zat je daar eigenlijk op te wachten?
“Ik heb hem niet opgezocht, maar vind het niet erg dat hij op mijn pad komt. Het past in mijn wens om me te ontwikkelen ten behoeve van de maatschappij. Ik zoek daarbinnen het pad dat bij mij past. Maar als ik met dat pad kan zorgen dat er een heleboel andere mensen kansen krijgen, dan vind ik dat zeker een voordeel.”
Merkte je dat je iets veranderde doordat je op die positie kwam?
“Het feit dát je als vrouw op zo’n plek zit en dat mensen dus zien dat het kan, is al een heel belangrijke verandering. Het beeld dat mensen hebben, wordt actief gecorrigeerd. Bovendien heb ik me als decaan extra ingespannen om weer meer vrouwelijke hoogleraren te benoemen. Dus met die positie komt ook invloed. Maar die boegbeeldfunctie an sich blijft gewoon een heel belangrijke.”
Wie was voor jou een boegbeeld?
“Mijn oma, grappig genoeg. Die is uit 1906 en is na het krijgen van kinderen weer aan het werk gegaan. Ze was voorlichtster bij Rijkswaterstaat en kon altijd heel leuk vertellen over wat ze deed. Deed veel in de arbeidersvereniging, ze stond heel actief in de wereld.”
Maar aan het werk gaan na kinderen, dat was toen nog helemaal niet zo normaal.
“Helemaal niet! Dat realiseerde ik me pas later. Ik heb altijd een zwak gehouden voor sterke vrouwen, vrouwen die zich uitspreken. Ayaan Hirsi Ali vond ik altijd wel stoer. En de eerste vrouwelijke ministers, de wegbereiders. Sigrid Kaag, gewéldig.”
“Zijn we nu trouwens niet te erg met de vrouwenzaak bezig?” vraagt Bijl. “Ik bestuur ook gewoon een universiteit.”
Je hebt gelijk. Vanaf 2021 word je rector magnificus in Leiden. Wat ga je anders doen dan je voorganger Carel Stolker?
“Daar ga ik de komende tijd over nadenken. Het is nog vroeg. Dat hebben we bewust zo gedaan, zodat ik mee kan zoeken naar een goede voorzitter. Nu is Carel nog bezig en ik vind dat hij het geweldig doet. Echt een bindend leider; heel zichtbaar, op Twitter en in de buitenwereld, maar ook intern. Ik ben een totaal andere persoon natuurlijk.”
Ik las over je: Hester Bijl houdt van moeilijke dingen.
“Klopt, ik wilde altijd al veel leren en mezelf ontwikkelen. Zodra ik het trucje ken, ga ik weer op zoek naar iets dat ik nog niet kan. Ik had ook niet gepland: ik wil rector magnificus worden. Maar op een bepaald moment wil ik dan weer wakker liggen van m’n baan. Dat motiveerde onder andere mijn overstap van Delft naar Leiden. Ik had aan de TU Delft een superleuke functie als decaan. Prachtige faculteit. Maar ik lag niet meer wakker. Toen kwam de kans in Leiden voorbij: de universiteit belde of ik in het College van Bestuur wilde.”
Wat is er zo leuk aan besturen? Dat moet je me echt even uitleggen. Iemand als jij, die zo gek is op de inhoud, drijft toch alleen maar weg van haar vak?
“Je kunt ook inhoudelijk besturen. Waar moet het met het onderwijs naartoe, bijvoorbeeld. Het is een ander soort inhoud, inderdaad niet meer de numerieke stromingsleer waarin ik gepromoveerd ben. In deze bestuursfunctie kun je een organisatie een stap verder brengen op bijvoorbeeld diversiteit of valorisatie. Maar ik blijf wel een inhoudelijke bestuurder. Dus ik begin met de vraag waar we naartoe moeten en daarna volgt de vraag hoe we daar komen.”
Een klein vragenvuurtje tussendoor. Welke krant lees je?
“NRC, Volkskrant en het FD.”
Hoe kom je het best tot rust?
“Met een boek in bad. Of lekker in de tuin werken. Ik heb een moestuin, daar probeer ik in het weekend langs te gaan.”
Hoogste doel in het leven?
“Pfoe, da’s moeilijk! Mezelf maximaal ontwikkelen om me ook maximaal in te kunnen zetten voor een betere wereld.”
Wat neem je mee uit deze crisis?
“Ik denk toch een hernieuwd inzicht in hoe wendbaar we kunnen zijn als het nodig is. Als ik zie hoe snel onze universiteit het onderwijs heeft gedigitaliseerd, hoe snel we onszelf op orde hadden. Dat tempo, die wendbaarheid verraste me.”
Als je één wens mag noemen voor de wereld van morgen?
“Een samenleving waarin we zorgen dat iedereen kansen krijgt. Echt inclusief en duurzaam.”
Waar heb je je de afgelopen jaren als vice-rector voor ingezet?
“Ik heb drie portefeuilles: onderwijs, diversiteit en valorisatie. Op onderwijsvlak heb ik me ingezet voor arbeidsmarktvoorbereiding. Sommige faculteiten hebben echt career services ingericht, binnen opleidingen is er meer aandacht gekomen voor vaardigheden bij studenten en tenslotte heeft elke faculteit nu een adviesraad met externen. Die raad toetst: waartoe leiden we op en sluit dat aan bij wat er nodig is?”
“Aan de valorisatiekant heb ik me ingezet voor meer verbinding op het Leiden Bio Science Park.”
Is het Leiden Bio Science Park onderdeel van de universiteit?
“Wij hebben een stuk grond, maar het is eigenlijk een samenwerkingsverband. Het LUMC zit er, de universiteit, maar ook meer dan 200 bedrijven. De synergie daar wil je maximaal benutten om nieuwe bedrijven te starten, om kennis te delen, om meer toegang tot kapitaal en faciliteiten te krijgen. We zijn nu bezig een incubator op te zetten voor Life Sciences. Maar die nabijheid werkt ook door in human capital: misschien heeft het ene bedrijf een tekort en het andere bedrijf mensen over. Of kunnen mensen beter getraind worden via de universiteit.”
Valorisatie is binnen heel Zuid-Holland lastig. We zijn enorm kennisdicht, maar we komen moeilijk van kennis naar kassa. Wat is daarvoor nodig?
“We hebben een sterke kennispositie en talent dat de hele wereld overgaat. Maar om die kennis te vermarkten is er meer nodig dan een wetenschappelijke publicatie en een promovendus. Ik geloof er erg in dat je daarvoor iets in moet richten voor jonge onderzoekers. De universiteit van Berkeley heeft daar een prachtig programma voor: Cyclotron Road. Studenten met een sterk idee of een innovatie krijgen na hun studie nog twee jaar lang de tijd om met funding en faciliteiten vanuit de universiteit hun idee te ontwikkelen en richting markt te brengen. Het zit als het ware tussen promotie en bedrijf in. Zo’n programma zouden wij ook moeten hebben.”
“Tegelijkertijd hoeft dat, zeker op een brede universiteit als de onze, niet voor iedereen. Fundamenteel onderzoek hoeft niet altijd vermarkt te worden. Maar die twee, fundamenteel onderzoek en bedrijfsleven, hebben elkaar wel nodig. Alleen je moet al vroeg met elkaar in gesprek gaan. Het heeft geen zin om een onderzoeker in z’n kamer te laten zitten en te wachten of het dan toevallig heel nuttig is wat-ie heeft gedaan. Je moet samenwerken.”
Is Delft niet beter in het vermarkten van kennis? Die stimuleren vanaf het eerste jaar al ondernemerschap.
“Ik denk dat een technische universiteit ook een andere rol heeft. Wij zijn een brede universiteit. Met onder andere heel sterke sociale wetenschappen, zoals rechtsgeleerdheid. Maar als ik kijk naar ons Leiden Bio Science Park en de bedrijven die zijn voortgekomen uit de kennis van onze bèta- en medische faculteiten: die doen eigenlijk niet onder voor Delft. Ze zijn alleen minder bekend.”
Je hoort wel eens: Leiden mag zichzelf best wat meer op de borst kloppen.
“Ik vind op de borst kloppen altijd een beetje…ik houd daar niet zo van. Laten zien wat je doet, dat is wel belangrijk. Toen ik begon en de portefeuille ‘valorisatie’ toegewezen kreeg, heb ik een rondje langs de velden gemaakt. En ook ík was verbaasd over de enorm waardevolle projecten en de kennis die ik aantrof. Daar moeten we eigenlijk veel meer over communiceren. Dus ja, die mening deel ik wel. We zijn soms zo hard bezig met de inhoud dat we vergeten er ook nog over te vertellen.”
Wat is er mis met jezelf op de borst slaan? Als je je mond niet opentrekt, dan kom je toch nergens?
“Nee, dat is waar. Maar gaan roepen ‘Kijk eens hoe goed wij zijn!’, dat werkt denk ik niet. Je moet goed uitleggen wat je doet, dan kunnen anderen zeggen hoe goed je bent. Je moet niet een te grote broek aantrekken.”
“Alhoewel, soms moet je ook met een bulldozer binnenkomen om positie te krijgen. Maar het is een uitdaging om dan niet vervolgens mensen tegen je in het harnas te jagen. Het moet je ook gegund zijn, dat blijft een delicate balans. Zodra je harder gaat dan je gegund wordt, kom je in een ingewikkelde positie.”
Heb jij ook een bulldozer in je?
“Ja, die heb ik zeker. Maar die zet ik wel gericht in. Op tien thema’s bulldozeren, dat is geen goede strategie. Dus kies je battles.”
En wat voor Hester zien wij dan, als jij gaat bulldozeren?
“Dan ben ik heel gedreven, vasthoudend, probeer ik het linksom en rechtsom.”
En doe je dan ook uitspraken als: ‘Jij gaat hier niet de deur uit voordat we een deal hebben!’
“Ja, zeker.”
Cool.
“Haha ja, als het niet via de verleiding gaat, dan moet je bulldozeren.”