Een interview met Frank Slingerland, Programmamanager Campus Gouda.

We gaan in gesprek met een van onze partners bij de Human Capital Agenda Zuid-Holland (HCA). Deze keer aan het woord Frank Slingerland. Hij is Programmamanager bij Campus Gouda, een van de HCA-Deelakkoorden waarmee het sociaaleconomische ecosysteem van Midden-Holland en daarmee dat van Zuid-Holland is versterkt. Eén van de conclusies van een tussenevaluatie van de HCA in 2022 was dat de deelnemende partijen meer van elkaar konden leren. Dat was de aanleiding om te starten met de Learning Community. Frank Slingerland werkt als Programmamanager bij Campus Gouda en is een enthousiast deelnemer.

Binnen Campus Gouda werken bedrijven, zorgorganisaties, onderwijsinstellingen en overheden samen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken die te maken hebben met zorg- en bodemtechnologie. Frank Slingerland richt zich als programmamanager op het opzetten van duurzame samenwerkingsverbanden met vele partners. Zo krijgt hij vraagstukken boven tafel die hij vertaalt naar concrete projecten voor werkenden en studenten.

Mede door zijn inspanningen gingen in het collegejaar 2023/2024 281 personen  via Campus Gouda aan de slag binnen zo’n project. Dat zijn naast reguliere mbo-, hbo- of universitaire studenten, vooral ook werknemers die studeren naast hun baan. “Zowel de zorg als de bodem zijn grote maatschappelijke vraagstukken. De centrale vraag is altijd: hoe kunnen technologie en innovatieve oplossingen een rol spelen binnen zorg en bodembeheer?”, legt Frank uit.

Pionieren

De behoefte aan een Learning Community was voor Frank duidelijk: “Met de partners uit onderwijs, overheid en bedrijfsleven bouw je een netwerk op. Ondanks dat we elkaar steeds beter weten te vinden, is het ook pionieren. We hadden nog niet veel ervaring om op terug te vallen. In de Learning Community deel je inzichten en ervaringen. Het geeft mij het podium om te reflecteren, samen met andere deelnemers met een soortgelijke coördinerende rol.”

Het team van de HCA organiseert de bijeenkomsten en roept op om vraagstukken in te brengen. Ook Frank bracht een casus in. Zijn vraag: ‘Hoe lukt het anderen om juist het bedrijfsleven mee te krijgen?’ Daar kreeg hij pasklare antwoorden op: “Zoals: bij partners in het bedrijfsleven moet je de voordelen nog scherper formuleren: wat is nou echt het belang voor een bedrijf? Dat klinkt evident, maar toch hielp het mij om scherper te kijken naar wat ik een bedrijf vraag. Een tweede tip was: vind ambassadeurs om medestanders die je helpen een bedrijf aan te haken.”

Lees hier ons artikel over de meest recente inspiratiesessie van de Learning Community.

Groter spinnenweb

De bijeenkomsten leverden Frank ook zelf een groter netwerk op; buiten de bijeenkomsten heeft hij een-op-een contact met ze. Heeft hij eigenlijk nog een verbeterpunt? “Mogelijk nog meer verdieping aanbrengen op een specifiek thema. Soms gaat het vooral in de breedte om wat er speelt rondom LLO en innovatie. Dan wordt alles kort aangestipt. Dat is fijn, maar je kunt er ook voor kiezen om een onderwerp wat uitgebreider te behandelen.”

Dit interview is eerder opgenomen in het Human Capital Agenda jubileum magazine, waarin we nog meer inspirerende gebeurtenissen delen tijdens vijf jaar Human Capital Agenda. Het online magazine lees je hier.

De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa en een belangrijke speler in zowel de nationale als internationale economie. Voor regio Rotterdam-Rijnmond brengt de haven werkgelegenheid van circa 192.000 arbeidsplaatsen en een toegevoegde waarde van ruim €29,6 miljard met zich mee. Boudewijn Siemons, CEO van het Havenbedrijf Rotterdam, is sinds begin 2025 lid van de Economic Board Zuid-Holland. We spreken hem over de uitdagingen en kansen voor de haven, de transities die nodig zijn en de rol van samenwerking binnen Zuid-Holland en daarbuiten.

Politieboot vaart van links naar rechts met op de achtergrond de gebouwen van de Kop van Zuid

© Leon Willems

“Kijk, vanuit mijn werkplek kijk ik zo over de Maas, de stad en de haven.” Op zijn kantoor aan de Wilhelminakade op de Rotterdamse Kop van Zuid heeft Boudewijn Siemons een uitzicht over de haven van Rotterdam waar hij sinds februari 2024 formeel CEO is.

In die functie is hij ook sinds dit jaar lid van de EBZ. “Ik ken al veel leden van de EBZ, de vertegenwoordigers van bedrijven, kennisinstellingen en overheden kom ik ook op veel andere plekken tegen. De EBZ is een geformaliseerd netwerk, waar iedereen zijn eigen kennis meebrengt. Zij zijn de ogen en oren van hun sector. Ik vind het belangrijk dat ook de CEO van de haven van Rotterdam bij de EBZ aanwezig is, om namens het logistieke en industriële cluster in Rotterdam mee te kunnen denken over het versterken van de economie van Zuid-Holland. Daarnaast vind ik het ook gewoon leuk om te doen.”

 

Grote uitdagingen
In een gezamenlijke oproep aan het kabinet hebben de gemeente Rotterdam en provincie Zuid-Holland met steun van het Havenbedrijf Rotterdam en Deltalinqs onlangs de noodklok geluid: ‘Het Rotterdamse haven- en industriecluster is de motor van de Nederlandse economie; deze motor hapert nu we voor grote transformaties staan. Het is vijf over twaalf, er zijn nu maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat Nederland en de haven van Rotterdam tot de koplopers van industriële landen blijven behoren!’ Boudewijn gaat verder in op de uitdagingen waar de bedrijven in de haven net als in heel Nederland mee te maken hebben.

“Op veel terreinen zijn we bezig met de transitie-opgave. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van waterstof, de productie van hernieuwbare producten en elektrificatie. We zien dat de bedrijven in de haven wel willen vergroenen, mits het aantrekkelijk is of überhaupt kan. Er zijn zo nog een heel aantal andere problemen die wij als haven niet meer alleen gerooid krijgen. Die moeten we samen met de overheid oplossen.”

 

Netcongestie en stikstof
De energietransitie is daarbij een van de grootste uitdagingen van dit moment. “Netcongestie maakt bijvoorbeeld elektrificatie moeilijk en hoge nettarieven maken investeringen daarin minder aantrekkelijk. Je ziet dat verschillende landen om ons heen op een eigen manier met de doorbelasting van energiekosten omgaan. Dit moet bij voorkeur op Europees niveau worden geharmoniseerd, met behulp van de lidstaten. En ook dan hebben we wereldwijd nog geen gelijk speelveld; Europa heeft met haar energieprijzen een behoorlijk concurrentienadeel op China en Amerika. Dat is in deze onvoorspelbare tijden veel moeilijker op te lossen.”

“Om netcongestie te verminderen is het daarnaast echt nodig om versneld stations en infrastructuur te bouwen. Daarvoor moeten vergunningen sneller worden verleend. Dat is aan de overheid. Tegelijkertijd kijken we als Havenbedrijf ook hoe we in de tussentijd verlichting kunnen bieden samen met de netbeheerders door flexibele afname van elektriciteit te stimuleren. “

“Iets vergelijkbaars doen we met de stikstofproblematiek. Andere landen hebben dat al deels opgelost. In Nederland blijven we daarmee worstelen en dat stelt verschillende sectoren op achterstand, waaronder de bedrijven in de haven. De rechtbank oordeelde begin dit jaar dat de Staat zich moet houden aan het in de Omgevingswet opgenomen stikstofdoel van 2030. Als Havenbedrijf zien we dat deze uitspraken van de rechter tot nieuwe onzekerheid leiden. We vragen aan de overheid om snel met een oplossing te komen. Er kunnen nog steeds veel belangrijke projecten in de haven, ook voor de energietransitie, niet worden uitgevoerd. Als Havenbedrijf zijn we heel praktisch bezig geweest om vanuit onze rol te kijken waar wij actief aan een oplossing kunnen bijdragen. Zo hebben we met de provincie en de haven een stikstofbank opgezet waarmee we stikstofrechten beschikbaar kunnen maken voor belangrijke projecten in de haven. Daarmee hebben bedrijven zoals Sif eerder toch kunnen uitbreiden.”

 

Samenwerking is essentieel
“Samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven is essentieel in een tijd waarin bedrijven voor de opgave staan om verduurzaming te combineren met behoud van een goed verdienmodel. En daar zit echt de kracht van het netwerk van de EBZ. Hoe gaan we met de triple helix – de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen – helpen met oplossingen voor de barrières waar we nu tegenaan lopen? Iedereen snapt dat er wat moet gebeuren met het investeringsklimaat. Die boodschap is wel aangekomen in Den Haag en Brussel, kan ik je vertellen.”

De haven is een ecosysteem, met energieopwekking, energiedistributie, scheepswerven, nautische dienstverleners, industrie, logistiek. En dat is allemaal met elkaar verbonden. “In een havencomplex komen heel veel sectoren samen. Als je het sector voor sector bekijkt, dan zie je nooit hoe het met elkaar één geheel wordt. Juist die samenhang tussen verschillende sectoren maakt sterk en concurrerend. De andere kant is dat het ook kwetsbaar maakt; als één onderdeel omvalt, heeft dat gevolgen voor het hele cluster. Als Havenbedrijf hebben we best veel in te brengen. Ik zeg altijd: we proberen de dirigent te zijn van het orkest, om met alle instrumenten een mooie symfonie te laten horen. We kijken dus vanuit het belang van het hele haven- en industriecomplex.”

 

De haven in een nieuwe economie
In het havencluster spelen specifieke opgaven waarin het Havenbedrijf samenwerkt met Rijk en regio. Veel transities die nu spelen, zoals die naar een duurzame energievoorziening, meer circulaire grondstoffen en een betere beschikbaarheid van kritieke materialen, komen op veel plekken in de haven terug. Een van de voorwaarden voor die transities is de beschikbaarheid van ruimte die we gezamenlijk moeten maken: in de hele provincie en ook in de haven is die ruimte schaars. Overheden zien dat er naast de energie- en grondstoffentransitie ook fysieke ruimte nodig is voor bijvoorbeeld natuur, defensie, woningbouw, en bijvoorbeeld mogelijk een kleine kerncentrale.

Een ander actueel thema is strategische autonomie en weerbaarheid. Boudewijn: “De wereld wordt er niet heel veel veiliger en eenvoudiger op. Dat heeft ook een effect op de haven. De stabiliteit in de samenleving is voor een deel ook te danken aan de haven. Van de spullen die jij gebruikt, komt zo’n 90% over zee. De drieduizend bedrijven in de haven dragen bij aan productie en transport van vrijwel alles wat we dagelijks gebruiken. Om een toekomst in Rotterdam te blijven zien, hebben ze een goed verdienvermogen nodig. Dat gaat niet met te hoge kosten door bijvoorbeeld energiebelasting en CO2-heffing. Als we niet investeren in die industrie, gaan bedrijven hier weg en worden we afhankelijker van andere werelddelen.”

kraanschip Thialf in het Calandkanaal met links de Maas in ondergaande zon.

© Kees Torn

“Afgelopen jaar heeft het Havenbedrijf een vernieuwde strategie voor de komende vijf jaar opgesteld waarmee we willen bijdragen aan een haven van waarde voor huidige en toekomstige generaties. Daarmee spelen we in op de opgaven voor de haven. Deze strategie is inmiddels goedgekeurd door de Raad van Commissarissen en onze aandeelhouders; de gemeente Rotterdam en het Rijk. Hierin zijn vier speerpunten benoemd: de eerdergenoemde transities, toekomstbestendig verdienvermogen, weerbaarheid, leveringszekerheid en strategische autonomie en de balans met de maatschappij.”

“De bestaande industrie en logistiek moeten zich aanpassen naar de nieuwe economie. Een olie-importterminal zal wel een keertje ophouden met bestaan als die niet wordt aangepast aan de opslag van hernieuwbare producten, zoals biobrandstoffen. Die ombouw van de haven duurt nog een poosje. Een goed gezegde hiervoor is ‘een schip op het strand is een baken op zee’, niemand wil als Kodak zijn. Je ziet dus dat iedereen in een fossiel gerelateerde industrie bezig is met kijken naar een nieuw verdienmodel. Alleen dat gaat nooit in een rechte lijn. Ik denk dat we ook pragmatischer worden. Eerst moest alles meteen groene waterstof zijn en nu zeggen we: laten we nou alsjeblieft even een beetje kleurenblind zijn op het gebied van waterstof. Blauwe waterstof of zelfs grijze waterstof kan de waterstofeconomie een start geven. We moeten wel oppassen dat we die verduurzaming blijven doorzetten, nu het geopolitiek spannender wordt.”

 

Van Singapore tot Maassluis
“We zijn als haven een wereldspeler én een lokale partner. Het is net zo belangrijk om naar een internationale conferentie in Singapore te gaan als naar een bewonersavond in Maassluis. We willen een goede buurman zijn, dat is onze maatschappelijke rol. Dat betekent dat we de haven willen ontwikkelen in balans met de omgeving. We hebben een dijk van een reputatie, maar die nemen we nooit voor vanzelfsprekend. Er staan door de energie- en grondstoffentransitie flink wat veranderingen op stapel. Met onze omgeving zijn we daarom gesprek over wat nieuwe ontwikkelingen in de haven voor hen betekenen, ook om begrip en de steun te behouden voor de transitie. Daarbij vinden we het ook belangrijk dat bedrijven en omwonenden met elkaar in gesprek blijven over wat zij van de haven merken. Industrie en logistiek zijn bijvoorbeeld te horen en te ruiken, zeker in woongebieden die dicht bij de haven liggen. Ook als dat binnen vergunningen valt, kan dat heel vervelend zijn. Het is belangrijk dat we daarvoor met elkaar aandacht hebben.”

“Zo’n haven is een complete stad waar ook opleidingsinstituten absoluut nodig zijn voor de innovatiekracht van de haven. Zonder voldoende werknemers kan de haven niet blijven draaien. Ook in het verbinden tussen bedrijfsleven, onderwijs en arbeidsmarkt spelen we dus een rol. Dat in de toekomst een dependance van de TU Delft naar Rotterdam wil komen, vind ik hartstikke mooi. Op de Erasmus Universiteit Rotterdam hebben we ook een havenlogistieke en economische tak. Als je leest over de geschiedenis van de haven zijn opleidingen daarvan altijd een belangrijk onderdeel geweest. Natuurlijk verandert het werk in de haven, omdat technologie verandert en de economie verandert. Maar mensen opleiden voor al die verschillende dingen die ertoe doen, blijft voor de haven heel belangrijk.”

 

Balanceren tussen belangen
“Nederland is een fijn en klein land. Iedereen kent elkaar een beetje en de lijntjes zijn kort. Ik heb goede contacten met de wethouder, de gedeputeerde en de voorzitter van Deltalinqs en ook met de bij de haven betrokken ministers. Die laagdrempeligheid is wel uniek in Nederland. Natuurlijk heeft iedereen zijn eigen rol en verantwoordelijkheden. Als je begrijpt waar iemand vandaan komt en begrijpt welk belang ze vertegenwoordigen, kun je een eind komen met elkaar.”

“Een goed zicht op de verschillende rollen was ook belangrijk in de managementfuncties die ik hiervoor deed. En al helemaal bij de Koninklijke Marine waar ik ben begonnen. Zo’n schip op zee is een kleine wereld op zich. Op mijn 23e voer ik als jongste officier de oceaan over met 200 man. Militairen hebben een bepaalde hiërarchie. Een van de spelregels bij de Marine die me altijd is bijgebleven, is dat iedereen aan boord van het schip belangrijk is. Je kunt niet overleven op je rang. Je zult op een respectvolle manier met iedereen om moeten gaan. Duidelijkheid, eerlijkheid, transparantie, dat zijn zaken die ik gelukkig jong heb kunnen leren.”

“Het belangrijkste vind ik wel dat iedereen respect verdient. Op het eind van de dag sta ik even stil bij wat ik goed heb gedaan en wat had ik beter kunnen doen. Soms is het een les voor jezelf, en soms kom je er ook achter dat je in de samenwerking iemand misschien niet op de juiste manier hebt behandeld. Als dat een keer gebeurt, moet je ook sorry kunnen zeggen. Ik heb geleerd dat je niet door de war moet halen wie je bent en wat je doet. En heel veel ego is daarin niet behulpzaam. Ik vind de haven onwijs fijn en open. De mensen zeggen hier de dingen recht voor zijn raap. Iedereen heeft altijd feedback, en dat mag ook. Uiteindelijk, als het puntje bij paaltje komt, is iedereen gewoon beretrots op de mooiste haven van de wereld.”

 

Foto Boudewijn: © Marc Nolte

De leden van de Economic Board Zuid-Holland kwamen bij elkaar op de HSD Campus, het nationale innovatiecentrum van het veiligheidscluster in Den Haag. Een passende locatie, want een van de twee onderwerpen van deze meeting was Digitalisering in Zuid-Holland met cybersecurity als grote uitdaging.

 

Joris den Bruinen, directeur Security Delta (HSD) en lid van de EBZ taskforce Digitale Economie, nam ons als inleiding mee in de plek waar we te gast waren. Al meer dan tien jaar bestaat dit nationale cluster met meer dan 300 partners in triple helix-verband van overheden, bedrijven en kennisinstellingen. De vestiging op de HSD Campus past perfect in Den Haag, als internationale stad van Vrede en Recht. De bedrijven op de campus leveren diensten en producten die de digitale veiligheid op hoger niveau brengen. Dit dient twee kanten van dezelfde medaille: veiligheid en economie versterken elkaar. HSD biedt toegang tot kennis, kapitaal, (internationale) markt en talent en realiseert innovaties, zoals de cyberweerbaarheidscentra in Zuid-Holland.

 

 

Digitale prioriteiten
De roep om digitalisering is op bijna alle gebieden in Zuid-Holland te horen. Het is van belang om ons te gaan richten op specifieke onderwerpen. Je kunt innoveren mét IT of innoveren in IT. De taskforce Digitale Economie heeft zich afgevraagd: waar zit de kracht van de regio? Maarten Tossings, COO van TNO en voorzitter van de taskforce, licht drie prioritaire onderwerpen toe, waarop de taskforce een aanjagende, verbindende of monitorende rol verwacht te spelen.

AI-gegenereerd plaatje met Digital TransformationAI-gegenereerd plaatje met Smart GridsAI-gegenereerd plaatje met House of CyberAI-gegenereerd plaatje met AI

* afbeeldingen door AI gegenereerd

Als eerste zijn er kansen en bedreigingen rondom cyberveilige smartgrids en energieketens. Data uit de grids kan worden benut voor betere afstemming van vraag en aanbod. Dit is een manier om de energietransitie te versnellen en netcongestie te verhelpen. Tegelijkertijd kunnen smartgrids kwetsbaar zijn. Dit initiatief voorziet erin cyberveiligheid direct mee te nemen in het ontwerp. Zuid-Holland heeft hiervoor een unieke kennis en business positie. Er is een ‘consortium of the doing’ in opbouw. De leden van de EBZ herkennen en erkennen het belang van dit vraagstuk. Ze vinden de aanpak van dit initiatief vanuit de taskforce belangrijk; ook vanwege de support en samenwerking met de taskforce Energietransitie van de EBZ. Als aandachtspunt werd meegegeven om goed de kaders van de aanpak te formuleren en de toegevoegde waarde op bestaande projecten te bezien.

Een ander project is het House of Cyber. Het landschap rondom cyberveiligheid is versnipperd. Door de verhuizing van enkele nationale overheidspartijen op het gebied van cyberveiligheid naar een nieuwe locatie in Den Haag doet zich een kans voor om cybergerelateerde organisaties te bundelen in een nieuw ecosysteem. Een dergelijke triple helix-samenwerking creëert synergie voor de betrokken partijen, waarmee de implementatie van cybersecurity kan worden versneld. Een aandachtspunt dat werd besproken is het betrekken van het brede mkb in hun cyberweerbaarheid.

Als laatste speerpunt is AI benoemd. Iedereen is hier op een of andere manier mee bezig. De taskforce wil graag de verschillende richtlijnen die ieder voor zichzelf aan het opstellen is, bij elkaar brengen. Zo ontstaat er een generieke set van de beste richtlijnen. Hiermee kan iedereen op een veilige manier AI in hun bedrijfsvoering verder ontwikkelen, in het bijzonder mkb’ers.

Boardleden van de EBZ in vergadering

Cybersecurity in de haven
De wereld en ook de haven worden steeds digitaler. Daarmee neemt de kwetsbaarheid ook toe. Inzoomend op eerder genoemd spoor van Cybersecurity gaf EBZ-lid Boudewijn Siemons, CEO van Havenbedrijf Rotterdam, een inkijkje wat er speelt in de haven.

“Een cyberoorlog is al lang gaande. De volgende fase is sabotage, dat zie je al in bijvoorbeeld de Baltische zee. Daarom zijn we in de haven gezamenlijk aan de slag voor de cyberveiligheid. We pakken dit aan als een bokser: we moeten klappen kunnen afweren en incasseren. Daarnaast moeten we veerkracht en ook herstellend vermogen opbouwen.”

Met onder ander TNO, het ministerie van defensie en de inlichtingendienst is het Havenbedrijf in gesprek over het cyberdomein van de haven. Ze moet momenteel als enige bedrijf verplicht aan cyberweerbaarheid voldoen. Stichting FERM is opgericht om van de 3.000 bedrijven in de haven ook bij de kleinere bedrijven de weerbaarheid op orde te krijgen. De grote bedrijven zetten al budget en tijd in om hieraan te werken. Met de havens in Hamburg en Antwerpen en met Interpol blijft het Havenbedrijf Rotterdam in gesprek om oplossingen te bedenken op steeds nieuwe ontwikkelingen. Want de cybercriminelen worden steeds slimmer, groter en professioneler.

Regionale samenwerking Defensie en Weerbaarheid

Het ministerie van Defensie zoekt structurele samenwerking met de regio’s via de provincies en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen. De provincie Zuid-Holland heeft samen met InnovationQuarter de taak opgepakt om innovatieve ecosystemen in kaart te brengen. Zuid-Holland blijkt uit te blinken in de nationale defensiegerelateerde industrie. Vanuit Zuid-Holland kunnen vijf clusters een bijdrage leveren: maritiem; ruimtevaart; cyber & quantum; onbemenste systemen & AI; en radar & sensoren. De provincie zet in op de zogenaamde ‘dual-use’ industrie, bestaande producten die ook voor defensie ingezet zouden kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan drones, die in Oekraïne een militaire functie hebben gekregen. Juist in bestaande sectoren, zoals luchtvaart en ruimtevaart, zit veel potentie om samen te werken met Defensie. Hierbij is de uitdaging om vooral de startups die dual-use producten maken in het zicht te krijgen.

Ton Jonker, directeur Economie bij de Provincie Zuid-Holland, gaf aan dat uit de verkenning van Berenschot bleek dat 25% van de defensie-gerelateerde industrie in Zuid-Holland zit. Specifiek in het dual-use domein liggen kansen om meer voor Defensie te kunnen betekenen. Samen met de EBZ, InnovationQuarter, het ministerie van Defensie en het ministerie van Economische Zaken wordt in april innovatiehub MINDbase geopend: een fysieke locatie waar vraag en aanbod bij elkaar komt. Boudewijn Siemons roept op om juist niet te beperken tot dual-use in deze tijd, maar ook in te zetten op de ontwikkeling van defensietechnologie.

Chris van Voorden van InnovationQuarter gaf aan dat er met de industrie verdere afspraken moeten worden gemaakt. De Zuid-Hollandse universiteiten (Leiden, Delft en Erasmus) hebben een specifieke uitdaging op weerbaarheid en defensie. Ze helpen Nederland de hybride en militaire dreigingen te weerstaan, met hun relevante kennis en kunde. Ze werken al veel met partners in de regio en zijn onderdeel van (regionale) innovatieve ecosystemen. Ze hebben rekening te houden met verschillende perspectieven in de samenleving die goed moeten worden meegewogen.

Concluderend, als Economic Board Zuid-Holland kunnen we laten zien wat we in Zuid-Holland als innovatieve regio aan relevante oplossingen hebben voor de dreigingen die op ons afkomen. We hebben veel te bieden op het gebied van defensie, veiligheid en weerbaarheid. De NAVO-top op 24 en 25 juni is hierbij een mooie mijlpaal.

Maandag 17 maart ontving ons kersverse EBZ-lid Roland van Vliet van Nearfield Instruments Femke Brenninkmeijer en Ferrie Förster voor een kennismaking met het bedrijf. Nearfield is een van de snelst groeiende hightech bedrijven van Zuid-Holland. Roland heeft uitgelegd hoe Nearfield in 2016 is ontstaan als spin-off van TNO. Indrukwekkend om te horen welke stappen dit bedrijf heeft gezet om te komen waar het vandaag de dag staat. Vervolgens liet Roland hun state-of-the-art cleanrooms zien, waar hun 𝗶𝗻𝗻𝗼𝘃𝗮𝘁𝗶𝗲𝘃𝗲 𝘀𝗰𝗮𝗻𝗻𝗶𝗻𝗴 𝗽𝗿𝗼𝗯𝗲 𝗺𝗶𝗰𝗿𝗼𝘀𝗰𝗼𝗽𝘆-apparaten voor de halfgeleiderindustrie worden gerealiseerd.

Roland: “Een idee in de deeptech van concept naar product brengen, vergt zeker tien jaar en honderden miljoenen. Maar het vereist ook uitgebreide en nauwe 𝘀𝗮𝗺𝗲𝗻𝘄𝗲𝗿𝗸𝗶𝗻𝗴𝗲𝗻 met vele partijen, zowel op gebied van onderzoek alsook op gebied van het maken. Dat doen we door heel Nederland en over de hele wereld. Binnen Zuid-Holland is de Leidse instrumentmakers School hierin een mooi voorbeeld, daar werken we veel mee samen.”

Opgericht in 2016 is Nearfield gegroeid naar momenteel 250 werknemers. Ze verwachten binnen vijf jaar wéér te zijn verdubbeld. Bij het bedrijf, waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in Rotterdam, werken zo’n 30 à 35 nationaliteiten. Roland: “Alles staat en valt met mensen. Het huidige sentiment over 𝗶𝗻𝘁𝗲𝗿𝗻𝗮𝘁𝗶𝗼𝗻𝗮𝗮𝗹 𝘁𝗮𝗹𝗲𝗻𝘁 is niet goed. Willen wij verder kunnen groeien in Nederland dan hebben we internationaal talent keihard nodig.”

Daarnaast heeft Nearfield als elk Nederlands bedrijf ook last van het ongelijke speelveld in Europa en in de wereld qua vestigingsklimaat. Roland: “Er is gelukkig veel aandacht voor startups, maar er moet 𝗺𝗲𝗲𝗿 𝗮𝗮𝗻𝗱𝗮𝗰𝗵𝘁 𝗻𝗮𝗮𝗿 𝘀𝗰𝗮𝗹𝗲-𝘂𝗽𝘀, ondersteuning in de kapitaalsbehoefte maar ook in het vinden van ruimte om te groeien, zowel in fysieke als in procedurele zin. Een belangrijk aandachtspunt is ook dat er in Nederland moeilijk snelheid kan worden gemaakt door de stroperige regelgeving.”

Femke Brenninkmeijer: “Nearfield Instruments is een toonaangevend bedrijf in Zuid-Holland. We zijn blij dat Roland lid is geworden van de EBZ en ook in de EBZ zijn waardevolle kennis en expertise uit zijn praktijk kan inzetten om het vestigingsklimaat in Zuid-Holland te versterken. Nearfield heeft als scale-up unieke uitdagingen die we in Zuid-Holland in samenwerking met de overheid, bedrijven en kennisinstellingen aan kunnen gaan.”

Een interview met Mechelien van der Aalst

We gaan in gesprek met een van onze partners bij de Human Capital Agenda (HCA) over samenwerking en arbeidsmarktinnovatie. Deze keer aan het woord: Mechelien van der Aalst, beleidsmedewerker Werk en Inkomen bij de gemeente Leiden en vertegenwoordiger van de Arbeidsmarktregio Holland Rijnland. Vanuit haar regionale rol vertelt zij hoe de HCA de arbeidsmarktaanpak in haar regio ondersteunt: “We sluiten graag aan bij de initiatieven van de Human Capital Agenda. Waarom het wiel uitvinden als het elders al gebeurt?”

Zuid-Holland bestaat uit zeven arbeidsmarktregio’s. Periodiek komen afgevaardigden van deze arbeidsmarktregio’s en de Economic Board Zuid-Holland samen voor overleg. Voor regio Holland Rijnland neemt Mechelien van der Aalst die taak op zich. Op initiatief van de HCA komen afgevaardigden van de verschillende arbeidsmarktregio’s van Zuid-Holland geregeld bijeen.

Mechelien: “We horen over elkaars initiatieven, leren van elkaar en waar mogelijk bundelen we onze krachten. Waarom het wiel opnieuw uitvinden ais het elders al gebeurt? Natuurlijk heeft iedere regio zijn eigen uitdagingen. In de regio Rijnmond bijvoorbeeld spelen hele andere zaken dan hier in Holland Rijnland. Zo hebben we hier een grote Life Sciences-sector met het Leiden Bio Science park. Maar er zijn ook veel overeenkomsten ledere regio kampt bijvoorbeeld me een groot tekort aan technisch personeel. En er Zin veel overlappende ontwikkelingen, denk aan de vorming van de regionale werkcentra.”

Samen meer mensen bereiken

Tijdens de bijeenkomsten horen de arbeidsmarktregio’s ook meer over initiatieven vanuit de HCA, zoals Via Delta, de Techniekcoalitie Zuid-Holland, WE-IT en Heel Zuid-Holland Leert: een talentfonds dat omscholing aanbiedt. Mechelien: Heel Zuid-Holland Leert wordt hopelijk een talentfonds voor bedrijven en mensen – die we normaal gesproken niet makkelijk bereiken – om met opleiding en training aan de slag te gaan. Met één platform zou je een overzicht kunnen bieden van het opleidingsaanbod en de subsidiemogelijkheden. Onze regio heeft geen eigen talentfonds dus als we kunnen aansluiten bij zo’n provinciaal initiatief dan kan dat zeker aantrekkelijk zijn. Ik ben dus heel benieuwd wat het voor onze arbeidsmarktregio kan betekenen en wat we moeten meebrengen.”

Werkcentrum

Een ander onderwerp waarop de arbeidsmarktregio’s samenwerken en uitwisselen is de ontwikkeling van de nieuwe Werkcentra, In alle arbeidsmarktregio’s wordt het Werkcentrum het eerste aanspreekpunt voor werk en scholing, zowel voor werkzoekenden zonder baan, als voor werkenden. “Nu heb je nog een regionaal mobiliteitsteam, een leerwerkloket, een Werkgeversservicepunt, de gemeente en het UWV. Mensen weten vaak niet waar ze naar toe moeten. straks kunnen ze met werk- en scholingsvragen terecht bij het Werkcentrum. We lopen daar al op vooruit met onze werkcafés, waar we in ruim een jaar tijd al bijna 1.200 mensen hebben geholpen werkenden en niet-werkenden, uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden. We boren hiermee dus onbekend arbeidsaanbod aan. Medio 2025 willen we operationeel zijn met het Werkcentrum, zeqt Mechelien.

Het probleem kan juist de oplossing zijn

We werken de afgelopen tijd ook steeds meer aan het samenbrengen van sociale en economische opgaven. Zo werkt de arbeidsmarktregio op Human Capital steeds meer samen met het samenwerkingsverband van gemeenten in Holland Rijnland. “We kunnen mensen zonder werk verbinden aan bedrijven met een personeelstekort. Het probleem van het sociaal domein kan een deel van de oplossing zijn in het economisch domein. Daarmee los je echt niet voor 100% de werkloosheid op en ook niet voor 100% het tekort op de arbeidsmarkt, maar het kan wel én van de dingen zijn waar je samen stappen in kunt zetten.”

“We sluiten graag aan bij de initiatieven van de Human Capital Agenda van de Economic Board en Province Zuid-Holland. Waarom het wiel uitvinden als het elders al gebeurt?”.

Mechelien van der Aalst, Beleidsadviseur Werk en Inkomen Gemeente Leiden

Dit interview is onderdeel van het Human Capital Agenda jubileum magazine, waarin we nog meer inspirerende gebeurtenissen delen tijdens vijf jaar Human Capital Agenda. Het online magazine lees je hier.

Voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt in Zuid-Holland is een krachtige aanpak van personeelstekorten en opleidingsvraagstukken in de technieksectoren essentieel. Via het deelakkoord “Slimme Techniek” zet de Human Capital Agenda Zuid-Holland hier vol op in, in samenwerking in samenwerking met Technolab. De doelen: 750 werknemers ontwikkelen, 25 werkgevers ondersteunen in HR-beleid, 30 transities realiseren over sector- en/ of regiogrenzen realiseren en 45 werkzoekenden aan het werk helpen. Het belang van dit initiatief is recent vanuit triple helix verband (overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen) benadrukt, namens de taskforce Human Capital. 

Vijf verdiepende vragen over het belang van deze samenwerking, stellen we aan één van de leden van onze taskforce Human Capital, namelijk Robbert-Jan van Duijn.

Wat merk je in jouw rol (als Burgemeester van de Gemeente Nieuwkoop en portefeuillehouder Economie in Holland Rijnland) van het vraagstuk van personeelstekorten en opleidingsvraagstukken in de technieksectoren?

“In mijn eigen gemeente, maar ook op basis van alle signalen die ik krijg vanuit mijn rol in Holland Rijnland, speelt het vraagstuk van personeelstekort in de technieksectoren heel erg. Kijk alleen maar naar alle openstaande vacatures op de verschillende vacatureplatforms, of de vele borden langs de weg en bij de bedrijven. Ondernemers, en zeker in de technische sectoren, hebben daar, ook in mijn eigen gemeente, veel last van.”

Wat spreekt de taskforce aan in dit Deelakkoord?

“Techniek en Digitalisering zijn essentieel voor de economische ontwikkeling van de regio en ook voor het realiseren van de grote transities, zoals de energietransitie en de klimaattransitie. Ook draagt het Deelakkoord bij aan verhoging van de arbeidsproductiviteit in Nederland/ Zuid-Holland. Juist op die onderdelen wil de Stichting Technolab, onder de noemer Slimme Techniek, hun bestaande instrumentarium en infrastructuur verder uitbouwen en inzetten om tegemoet te kunnen komen aan de opleidingsvraag van het bedrijfsleven. Dat spreekt de taskforce bijzonder aan.”

En in het verlengde daarvan: Hoe sluit dit aan op de reeds lopende initiatieven die vanuit de Taskforce worden ondersteund? 

“Dit gebeurt in afstemming en samenwerking met andere lopende Deelakkoorden, zoals Naar Bouw en Techniek en ook met een verbinding met de Techniekcoalitie Zuid-Holland. We hebben daar als team goed op toegezien, omdat we – het BOUWEN-spoor in de Human Capital Agenda (HCA)-tweesporenstrategie voor blijvende effecten – willen dat er in Zuid-Holland een meer samenhangende aanpak tot stand komt. Initiatieven goed verbinden. De verbinding met de brede aanpak van de Techniekcoalitie Zuid-Holland zit dus goed in het Deelakkoord Slimme Techniek. Dat vergroot het bereik onder en de betrokkenheid van het bedrijfsleven.”

Is jou bekend waarom het regionale bedrijfsleven het oriëntatie- en omscholingsprogramma voor de techniek en het Leven Lang Ontwikkelen (LLO) aanbod van Technolab positief heeft ontvangen?

“Investeren in opleiden voor de techniek wordt belangrijk gevonden. Door de verbinding van de aanpak van Technolab met de Techniekcoalitie Zuid-Holland kan Technolab ook profiteren van de verbinding van die coalitie met de landelijke Industriecoalitie van de techniekbranches. Dat spreekt aan. De taskforce is blij dat daardoor de impact van de aanpak groter is en versnippering in de aanpak in Zuid-Holland wordt tegengegaan.”

Kun je nog iets meer zeggen over de vraag waarom vanuit de Human Capital Agenda juist die verbindingen worden gestimuleerd?

“De HCA staat juist in het teken van samen gaan voor één visie en één agenda. Samen investeren en een einde maken aan de versnipperingen en losse projecten. Alleen dan kunnen we de arbeidsmarkt structureel beter laten werken en op schaal bedrijven en mensen op weg helpen om klaar te zijn voor de toekomst.

 

– Robbert-Jan van Duijn, Burgemeester Gemeente Nieuwkoop en lid van de taskforce human capital van de Economic Board Zuid-Holland

In de laatste boardvergadering van de EBZ op vrijdag 13 december was er tijd voor reflectie én een blik op de toekomst. De conclusie die was dat we een mooi pad hebben uitgerold met de Groeiagenda Zuid-Holland en de Human Capital Agenda. En dat er nog genoeg uitdagingen liggen waar we met heel ons netwerk op moeten doorpakken.

De successen
Een mooi voorbeeld van een succesvol regiosysteem liet onze gastheer Ras Lalmy zien tijdens de rondleiding. Hij is directeur van YES!Delft, sinds 2005 de incubator voor technologische startups. Zij hebben inmiddels dan 450 startups voortgebracht, waarvan 83% nog actief is. Lalmy vertelde over de uitdagingen waar YES!Delft en het regionale startup- en scale-up ecosysteem nog voor staan.

Henk Bakker, programmamanager Human Capital, gaf een update over de Human Capital Agenda. Zo is onlangs een evaluatie uitgevoerd waarbij is teruggeblikt op vijf jaar Human Capital Agenda. Er zijn inmiddels meer dan 20 projecten gestart met 173 unieke partners. Er is ruim 8 miljoen euro subsidie verstrekt en 42 miljoen euro cofinanciering opgehaald. De toegevoegde waarde die door alle partners en met alle projecten is geleverd, telt op tot meer dan 6 miljard euro. De EBZ heeft unaniem haar steun uitgesproken voor een vervolg op de Human Capital Agenda.

De urgente acties
Annetje Ottow (Universiteit Leiden) nam ons mee in de actuele ontwikkelingen rondom de bezuinigingen op onderwijs en internationale studenten. “Met deze voorstellen wordt de motor van de Nederlandse economie in haar hart geraakt”, aldus Ottow. Hoewel de bezuinigingen iets zijn afgezwakt, zijn de voorstellen voor internationale studenten desastreus. Afgesproken is om hier als EBZ een actieve rol in te pakken.

Vervolgens heeft Frank van Oort (Erasmus Universiteit Rotterdam) een reflectie gegeven op de Groeiagenda Zuid-Holland. Zijn boodschap was dat alle zeilen moeten worden bijgezet voor transities, innovatie en brede welvaart. De EBZ heeft diverse aandachtspunten naar voren gebracht, waarbij uiteindelijk de conclusie is getrokken dat de Groeiagenda Zuid-Holland inhoudelijk als transitieagenda nog goed staat, maar dat we met alle partners hard aan de bak moeten met actie en implementatie.

Afscheid
Tot slot is afscheid genomen van Liesbeth Spies, burgemeester gemeente Alphen aan den Rijn, die per 1 februari voorzitter wordt van Aedes, de landelijke vereniging van woningcorporaties. Ook is Martin van Gogh, directeur Batenburg Techniek, bedankt voor zijn inzet voor het dagelijks bestuur van de EBZ. Tot de zomer van 2025 blijft hij nog lid van het algemeen bestuur.

Eind 2009 stapt Elisabeth Minnemann de wereld van de hogescholen binnen. Het is, zegt ze, liefde op het eerste gezicht en al snel heeft ze een gevoel van: “Wauw, dit doet er echt toe. Het hbo is zo’n emancipatiemotor!” Minnemann vervult de rol van Voorzitter van het College van Bestuur van de Haagse Hogeschool en is recentelijk toegetreden tot de Economic Board Zuid-Holland (EBZ). Als vertegenwoordiger van de Zuid-Hollandse hogescholen, is haar inzet werken aan innovatie. Haar toewijding aan de EBZ wordt gewaardeerd: ze gelooft dat het essentieel is om verschillende perspectieven samen te brengen, moedigt aan tot meer trots over de kennisintensieve samenwerking in de regio én benadrukt het belang van een nauwe band tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid voor regionale welvaart. In dit interview meer over haar persoonlijke achtergrond, de positie van de hogeschool en haar ervaringen in en ideeën over de EBZ.

Sinds 2009 werkt Elisabeth Minnemann, op twee jaar na, als leidinggevende of bestuurder op hogescholen. Na Rotterdam komt Breda en sinds medio 2020 is ze Voorzitter van het College van Bestuur van De Haagse Hogeschool. Ze spreekt met passie over de combinatie van praktijkgericht onderzoek en onderwijs, over studenten die leren hun talenten optimaal te ontwikkelen en over samenwerking met andere hogescholen en partners. Als lid van de EBZ vertegenwoordigt Minnemann de vier Zuid-Hollandse hogescholen. Haar inzet is werken aan innovatie. “Wij brengen talent mee en zijn een belangrijke partner in de samenwerking met overheid en bedrijven,” zegt ze.

Diversiteit in perspectieven

Elisabeth Minnemann is geboren en getogen in Duitsland in een multicultureel gezin. Haar moeder is Duits, haar vader half Duits, half Portugees. “Diversiteit in perspectieven, verschillende stijlen en manieren om naar de wereld te kijken kreeg ik als waarde mee. Dat is een cadeau”, zegt ze daarover. Op de middelbare school is filosofie haar favoriete vak. Ze besluit haar interesse te volgen en studeert psychologie en filosofie, in Bonn en Heidelberg. Therapeut wil ze niet worden, ze legt zich toe op de (theoretische kant van) de ontwikkelingspsychologie. In haar onderzoek, vooral gericht op ouderen, houdt ze veel zogeheten biografische interviews, waarin het gaat om levensloop en identiteit van de geïnterviewde. Minnemann:

“Twee belangrijke dingen die ik daarbij heb geleerd zijn, ten eerste, goed luisteren en ten tweede dat het beeld dat iemand van de eigen toekomst heeft de waarneming van de tegenwoordige tijd inkleurt. Dit geldt voor personen en, zo heb ik uit die tijd meegenomen, ook voor organisaties.”

Elisabeth Minnemann werkt als onderzoeker in Heidelberg als zij (heel klassiek, zegt ze) op een bruiloft in Duitsland een Nederlandse man ontmoet, met wie het zo goed klikt dat ze besluiten samen door te gaan. In 1996 trouwt ze. Na enig wikken en wegen en omdat onderzoekswerk minder plaatsgebonden is, verhuist ze naar Nederland. Dat is één jaar daarna. “Ik heb er geen spijt van, want na zo’n verhuizing ben je natuurlijk niet helemaal weg. Ik kom nog vaak in Duitsland terug.” Minnemann heeft naast de Duitse ook de Nederlandse nationaliteit.

“Wauw, dit doet ertoe”

Van Onderzoek naar Bestuur

Eenmaal in Nederland werkt ze eerst als onderzoeker en stapt dan over naar een adviesbureau, waar ze zich richt op advisering in de ouderenzorg. “De impact van fundamenteel onderzoek is vaak iets op lange termijn. Bij advieswerk zie je sneller wat het resultaat is.” Ook werkt ze een periode in Maleisië, als adviseur bij een commercieel bureau dat zich richt op transformatie van organisaties. Weer terug in Nederland (in 2009) kiest ze zelf ook voor een verandering. Ze wil zich meer met een organisatie dan met een opdracht verbinden. Die organisatie wordt de Hogeschool Rotterdam, waar veranderplannen moeten worden uitgevoerd. “Dat was precies mijn vak en paste ook goed bij mijn ervaring in de ontwikkelingspsychologie”, zegt ze. Ze is er eerst directeur van het Instituut voor Managementopleidingen en later directeur van het Instituut voor Bedrijfskunde.

Een passie voor Hoger Onderwijs

Over het werk voor de hogeschool is Elisabeth Minnemann al snel enthousiast. “Wauw, dit doet er echt toe. Het hbo is zo’n emancipatiemotor!” Ze is een korte periode directeur programma Internationaal bij de gemeente Den Haag, waarna ze weer terugkeert in de wereld van het hoger onderwijs. Eerst als voorzitter van het bestuur van Hogeschool Breda en sinds de zomer van 2020 als voorzitter van het College van Bestuur van De Haagse Hogeschool. Daar is haar benoeming inmiddels tot de zomer van 2028 verlengd.

De werkruimte van het College van Bestuur van De Haagse Hogeschool zijn te vinden op de tweede etage van de hoofdvestiging, dichtbij het station Den Haag Holland Spoor. Elisabeth Minnemann laat de ruimte zien waar de bestuurders vergaderen. Vanuit die zaal is de centrale hal van het imposante gebouw heel goed te observeren. Met duizenden studenten uit binnen- en buitenland, die kunnen kiezen uit vele tientallen opleidingen, is er in de hal en in de ruimtes er omheen altijd reuring. Minnemann en haar collega’s kijken er graag naar. Ze geniet van de dynamiek en de diversiteit. “Wij staan als De Haagse Hogeschool midden in de maatschappij. Onze studenten leren samen te werken met mensen met verschillende achtergronden en perspectieven. Dat is een heel belangrijke startpositie, want in je professionele leven werk je meestal niet alleen met mensen samen, zoals jijzelf. Daarbij is het onze strategie om ons te richten op het eindresultaat dat iedere student kan halen in plaats van naar gelijke startkansen te streven.”

Innovatiegericht onderwijs

Voor de komende jaren ligt de focus van De Haagse Hogeschool op de thema’s rechtvaardige samenleving (stedelijke ontwikkeling, gezondheid en zorg), digitalisering (kunstmatige intelligentie en cybersecurity) en duurzaamheid.

Elisabeth Minnemann wijst op het plan dat voor de toekomst van De Haagse Hogeschool is gemaakt. Daarover zegt ze: “De titel is ‘Onderzoekend leren met impact’ en daarin zit alles wat ik belangrijk vind. Wij zijn niet een opleidingsfabriek, maar een kennisinstelling. Wij leiden professionals op en professionals die impact willen hebben, die moeten ook leren buiten de randen van hun eigen specialisme te kijken. Onze studenten leren een onderzoekende houding te hebben. Wij hebben geen ‘l’art pour l’art-vakken’, er moet altijd iemand of een organisatie zijn met een maatschappelijke vraag. Het gaat om toepassing van kennis. En om co-creatie, want de kennis die hier verder wordt ontwikkeld, komt voor een groot deel uit het werkveld. Onze onderzoeksresultaten komen meteen weer terug in de onderwijscurricula.”

“Co-creatie en innovatie staan centraal in hogescholen en in de EBZ”

Elisabeth Minnemann benadrukt dat De Haagse Hogeschool niet op een eiland ligt. “We zijn een netwerkhogeschool. Je moet iets kunnen betekenen voor je omgeving – onze studenten doen bijvoorbeeld ook onderzoek hier in de wijken – en voor je partners.” Samen met Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Leiden en Hogeschool Inholland vormt De Haagse de Zuid-Holland Impact Alliantie (ZHIA) om daar nadere invulling aan te geven. “Wij willen dat het praktijkgerichte onderzoek groeit. Wij doen nu zo’n 20 jaar onderzoek en de universiteiten al ongeveer 500 jaar. We hebben iets in te halen, maar brengen ook een vernieuwende aanpak. Alle vier de ZHIA-hogescholen zijn hierbij even geëngageerd en willen dit verder brengen en ik ben daar erg trots op.”

Elisabeth Minnemann en de EBZ: Streven naar impact en samenwerking

Elisabeth Minnemann vertegenwoordigt de Zuid-Hollandse hogescholen in de Economic Board Zuid-Holland (EBZ), waar zij in 2023 lid van is geworden. Dat de hogescholen meedoen in de EBZ vindt zij interessant, relevant en ook logisch, omdat het gaat over samenwerken aan de welvaart in de regio en over toekomstplannen, zoals die zijn vastgelegd in de Groeiagenda Zuid-Holland. Volgens haar gaat het ook in de EBZ om het vergroten van de impact. Vanuit die optiek lijkt het haar een goede zaak als de vertegenwoordiging van de hogescholen in de EBZ verder zou worden versterkt. “Waarom zitten we er niet alle vier? Wij zijn belangrijke partners in de triple helix. De gezamenlijke hogescholen hebben 110.000 studenten en het is belangrijk die positie mee te nemen in het plannen van alles wat wij hier doen. Bovendien, de thema’s die in de EBZ aan de orde komen, zoals energietransitie en de arbeidsmarktontwikkelingen, zijn ook thema’s die bij de hogescholen op de curricula staan.”

“Onze regio heeft het nodig met elkaar vast te stellen waar onze kracht ligt. Die beweging maken we daar aan tafel samen. Wat in de EBZ duidelijk wordt, is dat het de moeite loont verschillende perspectieven samen te brengen en dat merk je natuurlijk in de gesprekken,” zegt Minnemann. Als voorbeeld noemt ze het belang van internationale studenten. “Als wij zeggen dat dat belang groot is, lijkt het op die reclame van ‘Wij van WC-Eend…’, maar als de werkgevers in de regio dat ook onderschrijven, is het iets anders.”

Samenwerking en Innovatie in de EBZ

Elisabeth Minnemann vindt twee begrippen, die heel belangrijk zijn in de hogescholen, ook cruciaal in de samenwerking in de EBZ. Ten eerste co-creatie vanuit de gedachte dat ieders inbreng even belangrijk is en je echt samen vormgeeft aan gedeelde ambities. Het tweede kernbegrip is voor haar innovatie. “Je wilt met elkaar een bijdrage leveren aan een innovatieve regio. Wij als hogescholen brengen daarvoor het talent mee en het onderzoek. Het toepassen van kennis is de manier van innovatie die je bij ons op de hogescholen leert, maar dat moet je wel ergens doen en dat gebeurt in de regio. Maar dat kan niet zonder te weten waar de regio behoefte aan heeft. Dus is het belangrijk te horen wat de bedrijven en de overheid hierover vertellen. En dat vindt in een heel geconcentreerde vorm aan die EBZ-tafel plaats. Of soms aan sub-tafels, want bij bepaalde onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de human capital agenda, kun je ook met deel van de leden van de EBZ al tot nadere samenwerking en ideeënvorming komen.”

Op de vraag wat de EBZ in haar ogen anders zou kunnen of moeten doen, komt Elisabeth Minnemann met de suggestie meer trots uit te stralen. “We zouden meer uit mogen dragen dat onze regio zo ontiegelijk kennisintensief is. Waar zijn er nu drie universiteiten en vier hogescholen op zo’n klein oppervlak? Ook vind ik het belangrijk te beseffen dat een samenspel tussen overheid, bedrijven en kennisinstellingen, zoals wij die hebben, misschien wel vanzelfsprekend lijkt, maar dat niet is. Dat wij zo samenwerken, is een enorme kracht.”

© Foto’s: De Haagse Hogeschool