Net als in de rest van Nederland is er ook in de regio Midden-Holland een groot arbeidstekort. Het Human Capital Akkoord Zuid-Holland (HCA) en Campus Gouda pakken dit aan door onderwijs te bieden dat aansluit op de vraag in de markt. Onderwijs gericht op werkenden, en toegespitst op de technologie van nu en de toekomst. Op 17 februari is hiervoor het deelakkoord Campus Gouda ondertekend.

Een leven lang ontwikkelen

Werkenden kunnen onderwijs volgen rondom zorg, bodemdaling en technologie. Zij krijgen de mogelijkheid om aan de slag te gaan met actuele onderwerpen die spelen bij bedrijven en overheid uit de regio Midden-Holland. Met modulair onderwijs (losse modules op hbo niveau) krijgen werkenden een kans om zich door te ontwikkelen. Het is geen volledige vierjarige hbo- opleiding waardoor het aantrekkelijker wordt om dit naast een baan te doen. Zo zijn de modules van Living Lab Zorg & Technologie van Campus Gouda ontwikkeld voor werkenden in de zorg. Bij het Living Lab Bodem & Technologie gaan studenten aan de slag met één van de grootste uitdagingen van regio Midden-Holland, namelijk bodemdaling.

Het bieden van nieuwe oplossingen

Volgens wethouder onderwijs Thierry van Vugt is dit deelakkoord nog maar het begin. “Hiermee kunnen we de komende jaren verder bouwen aan het succes van Campus Gouda. Met gemeenten, onderwijs en bedrijfsleven in Midden-Holland, aangevuld met hogescholen, werken we aan nieuwe oplossingen rond zorgtechnologie en bodemdaling. En we zorgen voor goed opgeleide mensen, waarmee we de arbeidstekorten in de regio tegen kunnen gaan en mensen de mogelijkheid bieden om zich om te scholen dan wel bij te scholen op het gebied van zorg- en bodemtechnologie. De komende tijd willen we honderden werknemers bereiken en tientallen werkgevers. Ik ben blij dat het Human Capital Akkoord van de Economic Board Zuid-Holland en de provincie ons daar meerjarig bij helpt.”

Jeffrey van Meerkerk, voorzitter van de taskforce Human Capital bij EBZ: “In Zuid-Holland hebben we te maken met de grootste arbeidstekorten van Nederland. Bedrijven kunnen dit niet alleen oplossen. Samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en overheid is daarom essentieel. Campus Gouda kan een mooie bijdrage leveren aan de doelstelling van het Human Capital Akkoord: dat meer mensen zich een leven lang gaan ontwikkelen, waarmee ook de arbeidsmarkt in Midden-Holland en werkenden up-to-date blijven.”

Campus Gouda

Campus Gouda is een samenwerking tussen bedrijven, onderwijs en overheid uit regio Midden-Holland. Het deelakkoord Campus Gouda is onderdeel van het bredere Human Capital Akkoord. In juni 2019 hebben 66 partijen en sectoren in Zuid-Holland dat akkoord ondertekend. Provincie Zuid-Holland en Economic Board Zuid-Holland zijn hiervan de initiatiefnemers. Het heeft als doel het talent van werkenden zo goed mogelijk te benutten.

De groei van R&D-uitgaven in Zuid-Holland blijft nog steeds achter bij het Nederlands gemiddelde. Dat blijkt uit cijfers over de periode 2013 tot 2019 die het CBS recent publiceerde. Tussen 2013 en 2019 stegen de uitgaven in Zuid-Holland met 17% tot € 3,6 mld.. In heel Nederland namen de uitgaven echter toe met 25%. Hierdoor daalde het aandeel van Zuid-Holland in de nationale uitgaven van 22% naar 20%.

R&D-uitgaven

Oorzaak van deze achterblijvende groei ligt bij de stagnerende investeringen door bedrijven in onderzoek en ontwikkeling. Tussen 2013 en 2019 stegen de private R&D-uitgaven met ruim 5% tot € 2 mld.. Dat is fors lager dan de stijging van 27% voor heel Nederland.

De publieke R&D-uitgaven stegen daarentegen bovengemiddeld. De kennisinstellingen investeerden € 1,6 mld. in 2019, een stijging van maar liefst 34% tegenover 20% gemiddeld in Nederland sinds 2013.

“Deze cijfers laten zien dat er werk aan de winkel is in Zuid-Holland.”

– Linco Nieuwenhuyzen, Manager Strategie InnovationQuarter / Secretaris EBZ

Nieuwenhuyzen: “De economische groei in Zuid-Holland staat al langer onder druk. Kennis is de basis voor hogere groei, maar er wordt pas geld verdiend als bedrijven nieuwe producten en diensten verkopen. Groei van private R&D-investeringen is dus hard nodig en het is teleurstellend dat die groei stagneert. Tegelijk bieden de hoge publieke uitgaven ook kansen om de private uitgaven te laten stijgen; we hebben veel kennis en kenniswerkers in onze provincie. In de Groeiagenda Zuid-Holland hebben we plannen gepresenteerd om hier meer uit te halen.”

De Groeiagenda Zuid-Holland, die bedrijven en kennisinstellingen samen met de overheden hebben opgesteld in 2021, zet stevig in op innovatieprojecten van bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk. Op tal van thema’s doen Zuid-Hollandse wetenschappers baanbrekend onderzoek en zijn top van de wereld. Die enorme kennisdichtheid gecombineerd met diverse sterke sectoren, veel ondernemerschap en goed beroepsonderwijs maken Zuid-Holland uniek. Deze kwaliteiten wil de regio benutten om startups en bestaande bedrijven en clusters te helpen bij het ontwikkelen en produceren van producten en diensten die wereldwijd onderscheidend zijn. Het Nationaal Groeifonds is daarbij een belangrijke bron voor financiering.

InnovationQuarter draagt bij aan de uitvoering van de Groeiagenda door samenwerking te organiseren tussen ondernemers, kennisinstellingen en de overheid om nieuwe business te realiseren op de thema’s uit de Groeiagenda en vernieuwende en snelgroeiende bedrijven te financieren. Ook helpt InnovationQuarter buitenlandse bedrijven bij het vestigen in Zuid-Holland en Zuid-Hollandse bedrijven bij het ondernemen in het buitenland.

‘Ik ga nooit voor de Rabobank werken’, riep hij als kind. Zijn vader zag hij thuis maar weinig, die werkte bij de bekende boerenbank. ‘Ik dacht: dat is echt heel ongezellig.’ Inmiddels is zijn dertiende dienstjaar bij diezelfde bank ingegaan en bekleedt Leo Peeters Weem er zijn derde functie. Na directievoorzitter van de regio’s Schiphol en Rotterdam is hij sinds vorig jaar regiodirecteur Zuid-Holland, Utrecht en Metropoolregio Amsterdam. ‘Als ik ooit terugkijk op mijn leven, dan zullen de momenten in de bankenbusiness tot de mooiste behoren.’

‘En of,’ reageert hij op de vraag of hij uit een bankiersfamilie komt. ‘Mijn moeder was lerares, maar mijn vader Rabobankdirecteur.’ Met zijn opleiding bestuurskunde wilde hij nog steeds ver wegblijven van de bankenwereld, maar na zijn afstuderen werd hij er toch door gegrepen. Ruim twintig jaar bleef hij bij ABN-AMRO voordat hij echt in de voetsporen van zijn vader trad. ‘Ik werd verliefd op de coöperatie Rabobank.’

Wat bracht je uiteindelijk bij de bank?

‘Na mijn studie was ik op zoek naar een traineeship, niet per se bij een bank. De ABN, toen nog gescheiden van AMRO, was heel professioneel in het opvangen van studenten. Ik zou er eindelijk echt een vak leren, zoals een tandarts of advocaat. In mijn eerste weken stond ik letterlijk geld uit te delen aan de balie op het Damrak. Dat deden ze bewust: je eerste ervaring met de bank is gelijk aan de eerste ervaring van de klant.’

Dat moet een positieve ervaring zijn geweest.

‘Ja, ik heb het 22 jaar bij ABN volgehouden. Dat was leuk, tot er een moment aanbrak dat het voor de bank en mijzelf beter was dat ik iets anders ging doen. Ik werd directeur bij Aegon-dochter Meeùs. Na vier jaar daar moest ik erkennen dat ik een bankenman ben.’

Vanwaar dat uitstapje naar de verzekeringswereld?

‘Ik was echt een groengeel mannetje geworden; bij een andere bank zou ik alles gaan lopen vergelijken. Maar bij Meeùs merkte ik dat je als verzekeraar een heel ander gesprek hebt met de klant. Dat gaat over het product dat je verkoopt, als bankier heb je het over de strategie van een onderneming. Je bent dan veel meer bij de klant betrokken, dat sprak me aan. Ik zocht het bankwezen weer op, kwam in contact met iemand van de Rabobank en ontdekte dat een coöperatie heel anders werkt dan een bedrijf waar de aandeelhouderswaarde voorop staat. Of je wordt er verliefd op, of het past niet bij je. Ik werd er verliefd op.’

Wat vind je er zo mooi aan?

‘Dat het om veel meer gaat dan geld verdienen. Dat je je inzet voor de maatschappij. Die drive zit bij de Rabobank in de genen, al lang voordat de hele wereld wilde vergroenen en verduurzamen. De bank heeft geen aandeelhouders en is dus niet alleen op winst gefocust. Sommige activiteiten van een Rabodirecteur maken de bank niet direct beter, maar de maatschappij wel. Bijvoorbeeld door projecten op te zetten voor mensen in achterstandsituaties. Dat vind ik mooi, net als de structuur van de coöperatie. Leden van lokale Rabobanken vertegenwoordigen onze klanten en geven het geluid van de maatschappij door. Dat is uniek en geeft de bank z’n glans.’

Toen je in 2014 begon bij Rabobank Rotterdam noemde je dat zelfs je droombaan. Is je huidige functie je nieuwe droombaan?

Lacht, is dan even stil. ‘Als ik heel eerlijk ben, was die baan in Rotterdam meer mijn droombaan. Daar was ik echt bankier. Ik was de hele dag bezig in een klantenbedrijf, in de netwerken. Nu heb ik meer een bestuurlijke baan, met als taak te zorgen dat de bankiers hun werk goed kunnen doen. Als ik ooit terugkijk op mijn leven, dan zullen de momenten in de bankenbusiness tot de mooiste behoren. Die baan in Rotterdam zal ik altijd koesteren.’

Waar ben je het meest trots op?

‘Nu kan ik natuurlijk een hele riedel opnoemen, maar ik ben toch het meest trots op de momenten dat ik iets heb kunnen doen wat de samenleving een beetje mooier maakte. Een voorbeeld van mijn laatste periode als directievoorzitter in Rotterdam: in die stad zitten duizenden mensen in de bijstand, terwijl het bedrijfsleven staat te springen om medewerkers die het basisvakmanschap beheersen. Samen met een aantal bouwbedrijven, een woningbouwvereniging en twee mbo-instellingen nam ik het initiatief om veertig werkloze jongeren een stageplek te bieden bij de deelnemende bedrijven. Met de intentie die stage om te zetten in een dienstverband. Dat hebben we van de grond af opgezet; als je dan zo’n jongere aan het werk ziet, geeft dat echt een kick. Van een hele andere orde dan de kick na een nieuwsjaarspeech, waarin ik verkondig wat voor goed jaar we wel niet hadden. Dat is ook belangrijk, maar zo’n initiatief neerzetten, dat komt echt binnen bij mij als mens.’

Was die drive ook de aanleiding om je aan te sluiten bij de Economic Board Zuid-Holland (EBZ)?

‘Ja, al was dat iets eerder. Ik was net begonnen in Rotterdam en kwam Rinke Zonneveld (directeur van InnovationQuarter, red.) daar regelmatig tegen. InnovationQuarter heeft de provincie Zuid-Holland in scope en Rotterdam is daarin geen onbelangrijke factor, met de enorme zakelijke markt en het havenconglomeraat. Onze band werd hechter toen Rinke toetrad tot de raad van commissarissen van de bank in Rotterdam. Even later benaderde hij mij, omdat de EBZ op zoek was naar een vertegenwoordiger uit de financiële sector en ik in mijn huidige baan de hele provincie Zuid-Holland in beeld heb.’

En hoe reageerde je?

‘Ik vond het een mooie vraag. We zijn allebei betrokken bij de regio en zetten ons in voor dezelfde thema’s, zoals de energietransitie. Niet alleen een verplichting, maar economisch gezien ook een enorme kans. Dat thema staat bij de Rabobank met vlag en wimpel op één: we willen de bankier van de energietransitie zijn en de landelijke transitie volop supporten. We overlappen daarin met de investeringsagenda van de EBZ. Verder zijn we ons allebei bewust van de problemen op de woningmarkt en jagen we innovatie en ondernemerschap aan. Een uniek project bij ons is voeding – de bank is tenslotte ontstaan vanuit de agrarische industrie. Met het Westland in onze regio is dat thema een belangrijke economische drijver.’

Wat zie jij als de grootste uitdaging voor de regio in 2022?

Is even stil. ‘Jeetje, dat vind ik moeilijk kiezen hoor. Top of mind ligt de arbeidsmarktproblematiek. Alleen al in de Rotterdamse haven staan op dit moment achtduizend moeilijk vervulbare vacatures uit. Achtduizend! Als we dat waanzinnige, landelijke probleem niet oplossen, behalen we ook de doelstelling van de EBZ niet: economische groei dankzij de investeringsagenda. Daar hebben de bedrijven simpelweg de mensen voor nodig.’

Wat vind jij de toegevoegde waarde van de EBZ?

‘Grote transities kun je alleen bereiken door allianties te sluiten. Als de overheid, het bedrijfsleven, onderwijs en onderzoek daar samen de schouders onder zetten, geloof ik dat ze haalbaar zijn: de echte kracht ontstaat als je de energie bovenlokaal bundelt. De gemeente is daar niet altijd robuust genoeg voor, het Rijk staat vaak te ver weg. Dat maakt de provincie een mooie schaal om dit te doen. Ik vind het ook goed dat de EBZ heel nadrukkelijk thema’s heeft gekozen als basis voor de investeringsagenda. In die thema’s zie ik een logische relatie met mij als vertegenwoordiger van de Rabobank.’

Wat levert die relatie op?

‘Onze ambities overlappen elkaar het meest op het gebied van verduurzamen. We zijn een bank met een maatschappelijke missie, met verduurzaming als een van de hoofdonderwerpen. Door duurzaamheidsprojecten in de regio samen aan te gaan en uit te bouwen, versterken we elkaar als partners.’