Tag Archief van: interview

Het Financieele Dagblad geeft aandacht aan Zuid-Holland en haar uitdagingen. Femke Brenninkmeijer zet zich in haar rol als voorzitter van de Economic Board Zuid-Holland in op focus in samenwerking.

In het artikel wordt de paradox beschreven dat onze provincie een veelheid aan volwassen economische clusters heeft. Dit zorgt volgens Frank van Oort, hoogleraar stedelijke en regionale economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam, dat ‘tijdens een economische neergang de sectoren de klappen onderling kunnen opvangen’. Juist die diversiteit zorgt ook voor een lage productiviteit.

Met de Groeiagenda Zuid-Holland zetten we samen met bedrijven, kennisinstellingen en overheden stappen om met een gezamenlijke aanpak de economie in onze regio sterker en duurzamer te maken. Hiervoor investeren we met meer dan tachtig sleutelspelers extra in Zuid-Holland. Naast deze investeringen zijn extra financiën vanuit de rijksoverheid nodig en beleidsmaatregelen die deze ontwikkelingen stimuleren.

EBZ-voorzitter Femke Brenninkmeijer roept op: ‘Als Zuid-Holland hebben we uitdagingen genoeg, dus ik roep organisaties op om zich aan te sluiten bij de Economic Board Zuid-Holland en de Groeiagenda Zuid-Holland. Gezamenlijk zetten we in op het stimuleren van innovatie, onderwijs en onderzoek. Daar kunnen we alle Zuid-Hollandse bedrijven en kennisinstellingen bij gebruiken. Doet u ook mee?’

Het is verstandig voor de nationale politiek om meer aandacht te hebben voor Zuid-Holland, want bij vrijwel alle nationale opgaven speelt Zuid-Holland een doorslaggevende rol. Denk aan CO2-reductie, de woningbouwopgave, brede welvaart, mobiliteit, strategische autonomie en economische ontwikkeling. Zuid-Holland is dé economische motor van Nederland en we kunnen het ons niet veroorloven die te laten vastlopen.

Meer productiviteit door onderwijs en Leven Lang Ontwikkelen
Met de Groeiagenda Zuid-Holland zetten we onder andere vol in op robotisering, digitalisering en een leven lang ontwikkelen. Wanneer een werknemer een jaar lang scholing volgt, levert dit 5 tot 15% meer productiviteit op. We zijn positief over het voornemen van het kabinet om een productiviteitsagenda op te stellen. We pleiten hierbij wel voor voldoende aandacht en middelen voor onderwijs en leven lang ontwikkelen. De huidige koers en voorgenomen bezuinigingen op onderwijs stellen ons niet gerust.

Martijn van Pelt, directeur van Interpulse en lid van de taskforce Human Capital, benoemt de Human Capital Agenda, waar we vijf jaar geleden mee zijn gestart. Het doel is om onze arbeidsproductiviteit te verhogen en mensen van werk naar werk te begeleiden, vóórdat ze hun baan kwijtraken. Ook willen we koploper worden op het gebied van Leven Lang Ontwikkelen. Om deze doelen te behalen hebben we als regio inmiddels ruim €8 miljoen subsidie geïnvesteerd en meer dan €40 miljoen aan cofinanciering opgehaald. Alle projecten samen hebben inmiddels een toegevoegde waarde van ruim €4,4 miljard. Een mooi voorbeeld is WE IT, waarbij we extra IT’ers opleiden voor deze knellende tekortsector. Onlangs hebben we de grens van 2.000 extra IT’ers bereikt.

 

pagina 1 van het FD-artikel 19 november 2024 pagina 2 van het FD-artikel 19 november 2024

 

https://fd.nl/economie/1536915/zuid-holland-hunkert-naar-innovaties-hightech-en-getalenteerde-kenniswerkers

Hij staat aan het roer van zowel de Biotech Campus Delft als de Delftse locatie van DSM, wereldwijd actief in voeding, gezondheid en biotechnologie. Als voorzitter van de taskforce Circulaire Economie van de Economic Board Zuid-Holland (EBZ) roept Fedde Sonnema regionale bestuurders op om ruimte vrij te maken voor jonge ondernemers. “We hebben hun frisse inzichten hard nodig voor de transitie naar hernieuwbare grondstoffen.” Wat is daar nog meer voor nodig? En hoe speelt de Circulaire Actieagenda daarop in?

Circulaire Actieagenda

Zuid-Holland wil zich ontwikkelen tot dé duurzame grondstoffenhub voor de chemie. Om die ambitie waar te maken, presenteren sleutelspelers uit de regio deze maand de nieuwe Circulaire Actieagenda, met de doelen en concrete acties voor de komende jaren. Fedde benadrukt het regionale belang van de grondstoffentransitie: het vervangen van fossiele grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen voor materialen, chemische producten en brandstoffen. “Als we deze grondstoffentransitie ergens kunnen realiseren, dan is het hier. Om die kansen te benutten, is goede onderlinge samenwerking binnen de triple helix van bedrijven, overheid, onderwijs- en kennisinstellingen essentieel. In de Actieagenda besteden we veel aandacht aan deze samenwerking.”

Achterstand inlopen door innovatie

Met de goed gereputeerde universiteiten, de grote industriële diversiteit en het havencomplex ziet Fedde enorme economische mogelijkheden voor Zuid-Holland. “Een prachtige basis. Toch blijven we achter op andere regio’s in groei en duurzame ontwikkelingen.” Aan het kennisniveau kan dat niet liggen, volgens Fedde. De grootste inhaalslag is wat hem betreft te behalen op het vlak van innovatie. “Om innovatieve scale-ups de ruimte te bieden om zich te ontwikkelen, hebben we ondersteuning van de regionale en nationale overheid nodig. We moeten onderlinge concurrentie voorkomen en als regio een duidelijk beeld naar Europa uitdragen als dé hub voor circulaire grondstoffen.”

“We doen wereldwijd een van de eerste pilots met alle schakels in de keten van plasticrecycling op commerciële schaal.”

Agendapunt 1: hoogwaardig recyclen op industriële schaal

Om die ambitie behapbaar te maken, focust de Circulaire Actieagenda op een afgebakend onderdeel van de Zuid-Hollandse industrie: het chemisch-industrieel complex van Rotterdam. “Hier kunnen we op dit moment de grootste impact maken”, licht Fedde toe. “Door op industriële schaal afval in te zamelen, te sorteren en te recyclen tot hoogwaardige circulaire grondstoffen willen we het gebruik van fossiele brandstoffen in de industrie reduceren.”

Ketensamenwerking

Een van de acties daartoe is een ketensamenwerking in het demonstratieproject Demo Circulaire Plastics Zuid-Holland. Dit is een initiatief van afvalverwerker Renewi, plasticrecycler Umincorp, Shell en Vopak, wereldleider in opslag en overslag van vloeibare bulk. Havenbedrijf Rotterdam, InnovationQuarter en TNO bieden support bij dit project. “Hiermee bouwen we wereldwijd een van de eerste pilots waarin alle schakels in de keten van plasticrecycling op commerciële schaal zijn vertegenwoordigd. We voorzien bovendien een belangrijke rol voor de Rotterdamse haven als het gaat om de import, opslag en distributie van pyrolyse-olie. Dit is een circulaire grondstof die ontstaat door chemische recycling van het plastic afval dat niet geschikt is voor mechanische recycling.”

Agendapunt 2: Groei in biogrondstoffen voor materialen en biobrandstof

“Maar als samenleving hebben we meer grondstoffen nodig dan we met recycling kunnen terugwinnen”, vervolgt Fedde. “Grondstoffen uit biomassa, biogrondstoffen, leveren een essentiële aanvulling. Rotterdam heeft nu al het grootste biogrondstoffencluster ter wereld en dat gaat aanzienlijk groeien.” Hij geeft aan dat oliebedrijf Neste een miljardeninvestering heeft aangekondigd om de bestaande raffinaderij in Rotterdam uit te breiden voor hernieuwbare producten. “Shell en andere grote bedrijven hebben soortgelijke investeringen aangekondigd. Dat zijn fantastische ontwikkelingen die echt bijdragen aan de toekomst van een duurzaam industrieel complex, en die leiden tot een enorme reductie van de CO2-uitstoot in de keten. Daarnaast willen we in Zuid-Holland jonge, innovatieve mkb-bedrijven die materialen produceren met nieuwe technologieën op basis van biogrondstoffen gericht ondersteunen en ruimte bieden om hier te groeien.”

Agendapunt 3: CO2 als grondstof

Op de lange termijn ziet Fedde een grote potentie in CCU, carbon capture and utilisation: CO2 opvangen en omzetten in eiwitten, kunststoffen en brandstoffen. “Ik verwacht dat dit over tien jaar een substantiële bijdrage levert aan de industrievergroening. Juist omdat de randvoorwaarden voor deze ontwikkeling hier worden ingevuld: beschikbaarheid en infrastructuur voor groene elektriciteit, waterstof en CO2. Daarom moeten we nu de innovatieve bedrijven die investeren in onderzoek en pilotinstallaties ondersteunen en (fysieke) ruimte bieden.”

“We bieden biotechstart-ups een omgeving waar alles is geregeld en zij zich volledig op hun innovatieve producten en technologieën kunnen richten.”

Van exclusieve DSM-locatie naar open innovatiecampus

Sinds een aantal jaar stelt DSM haar kennis en faciliteiten beschikbaar voor jonge, innovatieve biotechbedrijven om de grondstof- en eiwittransitie aan te jagen. In 2019 besloot het bedrijf samen met de TU Delft, de gemeente Delft, de provincie Zuid-Holland en InnovationQuarter het Delftse DSM-terrein te transformeren tot campus voor open innovatie in biotechnologie. Planet B.io werd in het leven geroepen om de campus verder te ontwikkelen en jonge bedrijven te ondersteunen bij hun ontwikkeling.

Ondersteuning bij ontwikkeling, valorisatie en opschaling

De campus biedt momenteel onderdak aan een twintigtal start- en scale-ups. Daar wil Fedde er snel meer van maken. “Met de partners van Planet B.io investeren we in nieuwbouw van labs en kantoren voor jonge, veelbelovende biotechbedrijven. Voor henzelf is het vaak moeilijk aan ruimte te komen, zeker gezien de strenge eisen.” Die gelden onder meer voor onderzoeksapparatuur, binnenklimaat en afvalverwerking. “Start-ups hebben vaak weinig kennis van de wetgeving, laat staan de juiste vergunningen. Wij bieden ze een omgeving waar dat allemaal is geregeld, zodat zij zich volledig op hun innovatieve producten en technologieën kunnen richten.”

 

DSM: beter, gezonder en duurzamer leven

Koninklijke DSM ontwikkelt vanuit wetenschappelijke basis innovatieve producten en oplossingen voor een beter, gezonder en duurzamer leven van mensen en dieren. Denk aan vitamines, mineralen, eiwitten en andere ingrediënten voor gezonde en goed smakende voedingsmiddelen. Het bedrijf opereert wereldwijd en omschrijft zichzelf als ‘purpose-led’: gecommitteerd om toe te werken naar een wereld waarin iedereen toegang heeft tot voldoende gezonde voeding, zonder de druk op de planeet te vergroten en met goede leefomstandigheden voor de mensen die het voedsel produceren.

Internationaal toonaangevende hotspot

Sinds DSM zich eind vorige eeuw vestigde in Delft, komen veel baanbrekende voedings- en gezondheidsinnovaties uit deze internationaal toonaangevende hotspot voor industriële biotechnologie. Gezonde alternatieven voor suiker en zout bijvoorbeeld, enzymen voor glutenvrij bier en voor lactosevrije zuivelproducten, biologisch conserveermiddel en vegetarisch stremsel voor de productie van kaas. Stuk voor stuk zijn deze producten ontwikkeld door de Delftse tak van DSM, die de divisie Food & Beverage huisvest.

Delft centrum voor biotechnologie

En die divisie wordt steeds belangrijker voor het conglomeraat. Het recent aangekondigde samengaan met het Zwitserse Firmenich, een van ’s werelds grootste producenten van geur- en smaakstoffen, geeft DSM in Delft een leidende rol in de aansturing van de wereldwijde activiteiten. Daarmee versterkt de fusie ook de positie van Delft als centrum voor research en ontwikkeling in de biotechnologie.

 

 

Vier jaar geleden stapte hij in de taskforce Energietransitie van de Economic Board Zuid-Holland (EBZ) om het dan nog onbekende verhaal van de netbeheerder te delen. Het levert hemzelf een regionaal netwerk op en de taskforce waardevolle kennis uit een nieuwe invalshoek. We vroegen David Peters, chief transition officer (CTO) van netbeheerder Stedin wat er moet gebeuren om de bedrijven en bewoners van Zuid-Holland te blijven voorzien van voldoende energie. En om het groeiende aanbod van lokaal gewonnen energie te kunnen opslaan.

Zijn verhaal is vooral een waarschuwing voor de ontoereikendheid van de huidige gas- en elektriciteitsvoorzieningen. ‘De energie-infrastructuur bepaalt hoe de transitie verloopt’, stelt hij. Deze infrastructuur omvat het netwerk van onder meer energienetten, gasleidingen en het grotendeels nog aan te leggen netwerk voor transport van waterstof en bijvoorbeeld teruggewonnen CO2. ‘We zien de aanwezigheid van die netten en leidingen tegenwoordig als vanzelfsprekendheid, maar dat is het allang niet meer. Al jaren neemt de behoefte aan infrastructuur enorm toe, maar blijft uitbreiding daarvan achter.’

Hij adviseert provinciebestuurders, woningbouwontwikkelaars en bedrijven daarom in een vroeg stadium de netbeheerder bij hun plannen en projecten te betrekken en stil te staan bij de benodigde infrastructuur. ‘Bij iedereen zouden dan al de alarmbellen moeten afgaan: is er wel genoeg energie-infrastructuur voor onze plannen? En hebben we dat goed genoeg gecheckt met de lokale netbeheerder?’

3 vraagstukken

Stedin is netbeheerder in Zeeland, Utrecht en een groot deel van Zuid-Holland. Als CTO houdt David zich er bezig met drie thema’s en de daaraan gekoppelde vraagstukken:

1. Digitalisering. Om het net zo optimaal mogelijk te benutten, zijn veel data en data-analyses nodig, en sensoren om die gegevens op te halen. Op basis daarvan worden modelscenario’s gemaakt voor predictive maintenance: waar liggen de kansen voor een betere netperformance?

2. Investeringsportfolio. Welke investeringen zijn er nodig voor het energiesysteem van de toekomst? Maatschappelijke veranderingen zijn daarbij van grote invloed, zoals nu de oorlog in Oekraïne en wijzigingen in het klimaatbeleid. De overheid heeft het streven om de CO2-uitstoot tot 2030 met 49 procent te reduceren verhoogd naar 55 procent. Dat betekent voor Stedin: veel extra investeren. Het is Davids taak om te zorgen dat Stedin zulke onvoorziene maatschappelijke veranderingen vertaalt naar concrete investeringen.

3. Contact met stakeholders. Samen met gemeentes, provincies, bedrijven, zonneparkbouwers en consumenten moet Stedin toewerken naar een integraal energiesysteem. Dat betekent veel overleggen over vragen als: wat komt waar en wat hebben we daarvoor nodig?

Waardoor ontstaat die groeiende vraag naar infrastructuur?

‘Dat komt door een combinatie van oorzaken, waaronder de huidige decentralisatieslag aan zowel de opwek- als de gebruikerskant. Met zonnepanelen wekken mensen zelf stroom op en industriële gebruikers hebben steeds vaker eigen energievoorzieningen. Dat vraagt om meer lokale stroomnetten en dus een uitbreiding van de infrastructuur, om alle plekken te voorzien van voldoende netcapaciteit. Tegelijkertijd zie je door de verduurzamingsslag grote pieken en dalen. Elektrische auto’s laadt iedereen ’s nachts thuis op en op zonnige dagen wordt ’s middags enorm veel stroom tegelijk opgewekt. Op die piekmomenten heb je veel meer netruimte nodig om overbelasting te voorkomen. Zie het als files op de snelweg. In de spits accepteren we die, maar de vraag is of we files op het elektriciteitsnet zouden accepteren.’

Wat is er nodig om die vraag te beantwoorden?

‘Sinds ik bij Stedin zit, ruim zeven jaar, hebben we onze jaarlijkse investeringen verdubbeld en plaatsen we om de dag ergens een nieuw trafohuisje. Maar om aan de energievraag van de toekomst te voldoen hebben we alleen al in ons verzorgingsgebied vijftig voetbalvelden aan ruimte nodig. We hebben nu de intentie om tot 2030 €8 miljard te investeren in het vervangen van de verouderde infrastructuur en het aansluiten van nieuwe klanten. Zowel voor zakelijk als particulier gebruik. Mijn grootste zorg: als er vanuit de overheid geen financiering voor netbeheerders komt, gaan we het niet redden om aan die vraag te voldoen.’

Wat kun je nog meer doen?

‘Naast geld is flexibiliteit belangrijk. Het netgebruik is nu nog heel rigide, zoals ik net beschreef over het tegelijkertijd gebruiken en terugleveren van grote hoeveelheden energie, met overbelasting van het net tot gevolg. Als we dat slimmer verdelen met elkaar, gebruiken we het net veel efficiënter. Bijvoorbeeld door een overschot aan gewonnen energie tijdelijk op te slaan in batterijen. Dat maakt opslag onderdeel van de oplossing in plaats van een nieuw probleem.’

Hoe gaan we dat bereiken?

‘In de eerste plaats door sneller tot nieuwe afspraken te komen. De snelheid van keuzes en procedures moet echt omhoog. Daarnaast moeten we die wendbaarheid mogelijk zien te maken, nieuwsgierig blijven en accepteren dat we af en toe het net nog niet optimaal inzetten.’

“We zijn met veel dingen bezig die we nooit eerder hebben gedaan.”

Nieuwsgierig waarnaar?

‘We zijn met veel dingen bezig die we nooit eerder hebben gedaan. Dat vraagt om continue nieuwsgierigheid naar wat er precies gebeurt en hoe het anders of beter kan. Door je te verdiepen in de belangen van verschillende partijen leer je begrijpen waarom dingen soms niet gebeuren of waarom bepaalde partijen niet snel duidelijkheid geven. Wat willen die partijen precies en welke investeringen zijn daarvoor nodig? Als wij bijvoorbeeld een zonnepark gerichter willen inzetten, zijn we afhankelijk van de bouwers daarvan en die weer van hun financiers. Het is daarbij belangrijk om als bedrijf en als persoon goed te weten wie je zelf bent. Dat maakt reflectie mogelijk: komt dit door mij, wat had ik beter kunnen doen en waar sta ik voor?’

En, waar staat Stedin voor?

‘In onze strategie staan drie punten bovenaan: meer bouwen, beter benutten en eerder beginnen. Dat vraagt om vroegtijdig inzicht in de plannen van bedrijven en overheidsinstanties. We moeten meedoen aan de dialoog en langetermijnplannen maken. Anders kunnen we niet garanderen dat de regio altijd toegang heeft tot goede infrastructuur. En we willen voorkomen dat er ook files en spitsuren op de energienetten ontstaan.’

Wat kan EBZ daarin betekenen?

‘Ik denk dat EBZ een belangrijke rol speelt in het aanjagen van die gezamenlijke dialoog en in het aan bestuurders bekendmaken van deze uitdagingen. Met de taskforces brengt EBZ partijen samen die elkaar anders niet snel zouden tegenkomen, maar de ander wel nodig hebben om hun plannen te laten slagen. Zo’n taskforce maakt het eenvoudiger om van gedachten te wisselen en zo gezamenlijk echt het verschil te maken voor de regio.’