De coronacrisis en de onvermijdelijke economische crisis die daarop volgt, trekken een zware wissel op de Nederlandse en Zuid-Hollandse economie. Hoe hard die klap is, hangt niet alleen af van de lastig te voorspellen impact van Covid-19. Het hangt ook samen met de uitgangspositie van de regionale economie. In deze serie onderzoeken we daarom hoe de Zuid-Hollandse economie ervoor staat op vier verschillende thema’s: economie, innovatie, human capital en de technologische industrie. Deze derde editie gaat in op de kansen en risico’s die wij zien voor de Zuid-Hollandse arbeidsmarkt.

 

Lees hier deel #1 en deel #2 van het Vierluik.

 

Hoe staat de Zuid-Hollandse arbeidsmarkt ervoor en wat kunnen we verwachten?

Vanuit de Economic Board Zuid-Holland en InnovationQuarter zien wij het versterken van het regionale ecosysteem voor ondernemerschap als een belangrijk doel (zie figuur 1). Een goed functionerende arbeidsmarkt waarop voldoende talent beschikbaar is, is een essentiële randvoorwaarde voor kennisinstellingen en ondernemingen om te floreren. De afgelopen jaren was toegang tot talent structureel één van de grootste uitdagingen voor Zuid-Hollandse bedrijven. Eind 2019 gaf bijna een kwart van de Zuid-Hollandse bedrijven last te ondervinden van de beperkte toegang tot talent, zo bleek uit de regionalisering van de conjunctuurenquête van het CBS. Een belangrijke interventie die in 2019 mede om die reden is gepleegd is het Human Capital Akkoord. Het akkoord is erop gericht om arbeidstekorten terug te dringen en een leven lang ontwikkelen te stimuleren. 

 

Met de uitbraak van Corona is de arbeidsmarkt fors veranderd en het percentage bedrijven dat wordt belemmerd door een arbeidstekort fors gedaald. De vraag naar personeel neemt in algemene zin af en het aanbod van personeel neemt toe, omdat bedrijven personeel laten gaan. Dat heeft niet alleen consequenties voor bedrijven, maar ook voor individuele mensen. Naast randvoorwaardelijk voor innovatief ondernemerschap in de regio, heeft de arbeidsmarkt in brede zin een directe impact op de welvaart en het welzijn van mensen. Om inzicht te krijgen in het functioneren van de Zuid-Hollandse arbeidsmarkt in tijden van corona bespreken we in dit artikel een aantal indicatoren.

Ecosysteeminterventies

Figuur 1. IQ-perspectief op ecosysteemdenken, bewerking van Stam (2014).

Voordat we ingaan op de regionale cijfers kijken we eerst naar de wereldwijde ontwikkelingen. Dit doen we naar aanleiding van een analyse die ManpowerGroup heeft gemaakt op basis van 59.000 interviews met werkgevers in 43 landen, zie figuur 2. Hieruit blijkt dat meer werkgevers denken dat het herstel van de arbeidsmarkt langer gaat duren. In april dacht nog 54% dat de arbeidsmarkt in april 2021 weer hersteld zou zijn, nu denkt nog maar 31% dat. Daarnaast geeft 60% van de werkgevers aan dat ze werknemers die nu minder of niet meer werken, weer fulltime werk kunnen bieden; 19% van de werkgevers zal minder uren hebben, 9% zal niet alle werknemers terughalen en 12% heeft nog niet besloten. Tot slot geeft 59% van de werkgevers aan dat ze flexibele werkmogelijkheden ook voor de lange termijn zullen blijven aanbieden.

Figuur 2. Q4 global outlook, Augustus 2020 (ManpowerGroup, 2020)

Daarnaast heeft de coronacrisis invloed op de skills van werknemers, zie figuur 3. We zien de grootste personeelsverschuiving en herschikking van vaardigheden sinds de Tweede Wereldoorlog. De tekorten in de techniek lopen verder op, de vraag naar cybersecurity, softwareontwikkeling en data-analisten gaat onverminderd door. Daarnaast is er een stijgende vraag naar werknemers en leiders met goede soft skills. Werknemers geven aan veel waarde te hechten aan ontwikkeling en beseffen dat skills de mogelijkheid bieden om helder te krijgen waar en hoe ze in de toekomst gaan werken. Tot slot zijn werknemers meer op zoek naar steun bij hun werkgever om hun skills te ontwikkelen, hebben ze meer mogelijkheden om op verschillende plekken te werken en ervaren ze meer flexibiliteit.

Figuur 3. Hoe de coronacrisis de gevraagde skills verandert (Manpowergroup, 2020)

Dan zoomen we nu verder in op de regionale cijfers. Een eerste indicator die een beeld geeft van de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt is het aantal WW-uitkeringen, waarover we op het moment van schrijven data hebben tot en met augustus 2020. Zoals is te zien in figuur 4 is de dalende trend die voor Corona was ingezet omgeslagen naar een stijging. In juli stond het aantal WW-uitkeringen in Zuid-Holland op 62.355 en de verwachting is dat dit verder zal oplopen.

Figuur 4. WW-uitkeringen Zuid-Holland (UWV, 2020; bewerking Zuid-Hollandinzicht.nl).

De toename van WW-uitkeringen roept de vraag op wat de achtergrond is van mensen in de WW. Figuur 4 laat zien dat van de lopende WW-uitkeringen de meeste mensen een bedrijfseconomisch of administratief beroep hebben. In juni zijn dat er ruim 13.000. Dit zijn voornamelijk ondersteunende administratieve functies zoals secretaresse, financieel-administratief medewerker en medewerker personeelsadministratie, niet direct functies die door de coronacrisis worden geraakt. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat bedrijven op deze functies bezuinigen vanwege de coronacrisis. Dat commerciële en dienstverlenende beroepen de op twee na grootste categorie zijn ligt meer in de lijn der verwachting. Onder andere horecamedewerkers, schoonmakers en verkoopmedewerkers vallen binnen deze categorie.

 

Naast een oververtegenwoordiging van bepaalde beroepsgroepen blijkt dat het aantal WW-uitkeringen met name is toegenomen onder jongeren tot 27 jaar. In februari waren er nog 3.758 jongeren met een WW-uitkering, in juli was dat aantal al ruim verdubbeld naar 8.910. Een verklaring hiervoor is dat relatief veel jongeren flexcontracten (uitzendkrachten, oproepkrachten, tijdelijke contracten) hebben en daarmee als eerste bij de werkgever weg moeten in tijden van crisis.

Figuur 5. Lopende WW-uitkeringen Zuid-Holland naar beroepsklasse in augustus 2020 (UWV, 2020; bewerking Zuid-Hollandinzicht.nl).

Een laatste indicator die inzicht biedt in de effecten van corona op de arbeidsmarkt is het aantal bijstandsuitkeringen. Op het moment van schrijven is er toegang tot data tot en met april 2020. Net als voor de WW-uitkeringen zien we dat het aantal bijstandsuitkeringen na een langere periode van afname in maart 2020 weer licht is gestegen tot 93.380 uitkeringen in Zuid-Holland. De verwachting is dat dit aantal inmiddels fors is gestegen en de komende maanden verder zal stijgen. Enerzijds omdat sommige mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt geen recht hebben op een WW-uitkering. Anderzijds omdat mensen met een relatief korte periode recht op een WW-uitkering (3 maanden) vervolgens in een bijstandsuitkering terechtkomen.

Figuur 6. Bijstandsuitkeringen Zuid-Holland (CBS, 2020; bewerking Zuid-Hollandinzicht.nl).

Online vacatures

Waar uitkeringen iets zeggen over de aanbodzijde van de arbeidsmarkt, geven vacatures een beeld van de vraagzijde. Op het moment van schrijven is er data beschikbaar tot en met september 2020. Op basis van figuur 7 ontstaat het beeld dat het aantal vacatures in vrijwel alle beroepsgroepen daalt ten opzichte van een jaar eerder. Voor verkoopmedewerkers detailhandel, software- en applicatieontwikkelaars en databank- en netwerkspecialisten zien we een stijging ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. De meeste vacatures zijn er op dit moment in de beroepsgroepen 

verkoopmedewerkers detailhandel en software- en applicatieontwikkelaars, allebei zo’n 600. Daarbij moet de kanttekening worden geplaatst dat lang niet alle bedrijven al hun vacatures online zetten, met name IT-gerelateerde vacatures. Sommige bedrijven weten dat de kans op een reactie zo klein is, dat ze niet – meer – de moeite nemen om de vacature online te zetten.

Figuur 7. Online vacatures Zuid-Holland naar beroepsgroep (Textkernel, 2020; bewerking Zuid-Hollandinzicht.nl).

Kijken we naar het aantal nieuwe online vacatures per sector dan zien we dat er nog veel vacatures zijn in de detailhandel, zorg en specialistische dienstverlening (o.a. boekhouders, accountants en ingenieurs) (zie figuur 8). In de specialistische en zakelijke dienstverlening zien we zelfs een stijging ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. We zien een daling in de meeste andere sectoren. Verrassend genoeg zien we een stijging in de sector cultuur, sport en recreatie.

Figuur 8. Nieuwe online vacatures Zuid-Holland per sector (Textkernel, 2020; bewerking Zuid-Hollandinzicht.nl).

Een nadere blik op de technische beroepen laat zien dat er vooral veel nieuwe online vacatures voor machinemonteurs zijn. Ook voor procesoperators, elektriciens & elektronicamonteurs, ingenieurs en technici bouwkunde & natuur zijn veel vacatures.

Hoe de Zuid-Hollandse arbeidsmarkt zich de komende periode precies zal ontwikkelen is lastig te zeggen en hangt deels samen met het moment waarop er een vaccin beschikbaar komt. Maar met de kennis van nu is de verwachting in ieder geval dat de werkloosheid in Zuid-Holland de komende tijd verder gaat oplopen. Een raming van onderzoeksbureau NEO Observatory (2020), uitgevoerd in opdracht van de Provincie Zuid-Holland, Economic Board Zuid-Holland, InnovationQuarter en de gemeenten Den Haag en Rotterdam, bevestigt dat beeld. De onderzoekers verwachten een toename van de regionale werkloosheid van 3,9 procent in 2019 naar 6,4 procent in 2020. De verwachting is dat de werkloosheid verder zal oplopen tot 7,5 procent in 2021. Zolang er geen vaccin is zullen veel bedrijven in de meeting industry (horeca, toerisme, cultuur, vrijetijdseconomie) bijzonder zwaar blijven hebben.

Concrete kansen voor de Zuid-Hollandse arbeidsmarkt

De economische stagnatie heeft grote gevolgen voor de Nederlandse en Zuid-Hollandse arbeidsmarkt. Een louter somber beeld is echter te beperkt en doet geen recht aan de kansen die er ook op dit moment nog zijn in bepaalde sectoren. In sectoren als de detailhandel, zorg en specialistische dienstverlening zijn nog voldoende vacatures en is er nog volop behoefte aan goed geschoold personeel in toekomstbestendige sectoren, zoals technici en IT-professionals. Juist nu liggen er kansen om (jonge) mensen bij te scholen en om te scholen richting toekomstbestendige tekortsectoren.

Meerdere partijen hebben de bijl er niet bij neergelegd en zijn initiatieven gestart om deze kansen te benutten. We lichten er drie uit:

Het Human Capital Akkoord: misschien wel relevanter dan ooit. Het Human Capital Akkoord Zuid-Holland speelt onder andere het project WE IT op de geschetste kansen in. Hier worden mensen bij de ICT Praktijk Academie in twee jaar (associate degree) of vier jaar (volledige hbo) opgeleid tot IT-professional. Het traject start een bootcamp van twee maanden, waarna deelnemers vier dagen in de week bij een werkgever gaan werken en één dag opleiding volgen. Een ander voorbeeld is TechGrounds, waarbij mensen in zes maanden tijd worden opgeleid tot webdeveloper en vervolgens naar werk worden begeleid. Voor jonge mensen is er The Young Digitals, waarbij jonge mensen middels een tien-weken durende training opgeleid tot digital marketeer.

Young Professional Kickstart. Verder wordt momenteel het project Young Professional Kickstart verder uitgewerkt. Hierbij worden jongeren voor minimaal een jaar gekoppeld aan een Zuid-Hollandse werkgever, waarbij de werkgever een tegemoetkoming voor de loonkosten ontvangt. Het doel van dit programma is om in de komende periode 150 jongeren te matchen aan Zuid-Hollandse werkgevers.

Actieplan: behoud mbo-stages en leerbanen. De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) heeft een actieplan gepresenteerd om ervoor te zorgen dat iedere mbo-student in het komend schooljaar aan een stage of leerbaan aan de slag kan. Eind augustus waren er in Zuid-Holland ruim 4.200 stages en leerbanen te kort in Zuid-Holland. Daarnaast heeft het ministerie van OCW de tegemoetkoming voor bedrijven verhoogd. Hiervoor gelden drie criteria: de arbeidsmarktperspectieven voor mbo’ers moeten goed zijn, de sector is conjunctuurgevoelig of er komen veel contactberoepen voor, en de sector wordt voornamelijk privaat gefinancierd. Voor de sectoren landbouw, horeca en recreatie is eerder al extra budget ter beschikking gesteld.

De coronacrisis en de onvermijdelijke economische crisis die daarop volgt, trekken een zware wissel op de Nederlandse en Zuid-Hollandse economie. Hoe hard die klap is, hangt niet alleen af van de lastig te voorspellen impact van Covid-19. Het hangt ook samen met de uitgangspositie van de regionale economie. In deze serie onderzoeken we daarom hoe de Zuid-Hollandse economie ervoor staat op vier verschillende thema’s: economie, innovatie, human capital en de technologische industrie. Deze tweede editie gaat in op de urgentie van innovatie en de uitgangspositie van Zuid-Holland. Op basis van uniek maatwerkonderzoek van het gebruik van nationale innovatie-instrumenten door RVO geven we inzicht in het technologieprofiel van de regio en in samenwerkingsrelaties.

 

Lees hier deel #1 en deel #3 van het Vierluik.

 

Waarom innovatie juist nu van belang is

Het Zuid-Hollandse bedrijfsleven, onderwijs en overheden hebben in potentie alles in huis om een innovatieve topregio zijn. De kennisdichtheid is enorm met toonaangevende kennisinstellingen en er is veel hoogwaardige bedrijvigheid binnen een breed scala aan sectoren. Ondanks dat potentieel zien we dat de Zuid-Hollandse economie op punten achterblijft bij vergelijkbare regio’s en constateren we dat bijna 30% van de Nederlandse CO2-uitstoot in Zuid-Holland wordt uitgestoten. De regio staat voor enorme innovatie- en transformatieopgaven om op een hoger economisch groeipad te komen en bij te dragen aan de maatschappelijke transities.

De corona-uitbraak en de daarop volgende economische crisis maken de noodzaak om te innoveren alleen maar groter. De afgelopen jaren liep de arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland en Europa al fors terug en het risico is dat een economische crisis dat verergert, bijvoorbeeld omdat R&D-budgetten worden gekort in tijden van crisis (Trouw, 2020). Maar innovatie is niet alleen van belang voor het veilig stellen van ons verdienvermogen. Uiteindelijk is innovatie ook cruciaal om welzijn en de kwaliteit van leven op een betaalbare wijze te verbeteren. In lijn met die gedachte stelde TNO (2020) onlangs voor dat Nederland zich uit de crisis innoveert.

Figuur 1. De arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland loopt al jaren terug (Trouw, 2020).
Figuur 1. De arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland loopt al jaren terug (Trouw, 2020).

Hoe staat de Zuid-Hollandse economie ervoor op het gebied van innovatie en wat kunnen we verwachten?

Uitgaven aan R&D (research and development) geven een beeld van het innovatievermogen van een regio. Uit eerder onderzoek weten we dat Zuid-Holland name op het gebied van publieke R&D ruim bovengemiddeld scoort. In 2017 werd ruim 27 procent van de Nederlandse publieke R&D in Zuid-Holland gedaan, gevolgd door Noord-Holland met 19,5 procent. Het hoge percentage publieke R&D is een logisch gevolg van de aanwezigheid van drie topuniversiteiten en verschillende leidende kennisinstellingen, zoals TNO. Private R&D uitgaven blijven met slechts 17,2 procent in 2017 achter bij het Nederlandse gemiddelde – ter vergelijking: Zuid-Holland is goed voor zo’n 21 procent van het Nederlandse BBP. Op basis van de inzet van R&D personeel ontstaat een vergelijkbaar beeld (zie figuur 2).


Figuur 2. Publiek en privaat R&D personeel per provincie (CBS).

Een blik op de meest recente uitgave van de R&D Top-30 van het Technisch Weekblad en WBSO-data naar COROP regio verfijnt dat beeld enigszins. Het Technisch Weekblad (2020) inventariseert jaarlijks een wat de meest innovatieve bedrijven Nederland zijn (zie figuur 3). Van de Top-30 hebben er twaalf een vestiging in Zuid-Holland.

Figuur 3. Zuid-Hollandse vertegenwoordiging in Technisch Weekblad top 30 (Technisch Weekblad, 2020).

Data over de generieke WBSO-regeling (Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk) is een waardevolle aanvulling op de private R&D-data omdat vrijwel alle innovatieve bedrijven gebruikmaken van de zeer toegankelijke WBSO. Van alle WBSO ontvangende bedrijven is 17% gevestigd in Zuid-Holland. De uitsplitsing naar COROP-regio toont dat op de regio Delft & Westland na, alle Zuid-Hollandse COROP’s achterblijven bij het Nederlandse gemiddelde wat betreft WBSO-deelname.

We kunnen concluderen dat een groot aantal van de meest innovatieve bedrijven van Nederland een vestiging heeft in Zuid-Holland en dat er in absolute zin veel private innovatieve plaatsvindt in Zuid-Holland, maar dat de regio in relatieve zin achterblijft. Bovendien doen leidende kennisinstellingen en universiteiten veel onderzoek in Zuid-Holland. De uitdaging is om het bedrijfsleven, en dan met name de middengroep, te laten profiteren van die publieke R&D en de innovatiekracht van de meest innovatieve bedrijven uit de regio.

Figuur 4. WBSO-bedrijven (exclusief zelfstandigen) als aandeel van het totaal aantal bedrijfsvestigingen per COROP regio in 2018 (RVO, 2020).

Het technologieprofiel van Zuid-Holland

Door een te analyseren hoe de R&D-middelen in Zuid-Holland worden ingezet ontstaat een beeld van het technologieprofiel van de regio. Begrip van de onderscheidende technologievelden in Zuid-Holland kan helpen om beleid richting te geven. Hoe stimuleren we de technologieën waarin we massa hebben bijvoorbeeld om maatschappelijke transities te bevorderen?

Op basis van WBSO-uitgaven presenteert figuur 5 het technologieprofiel van Zuid-Holland. De regio heeft een relatief sterk profiel op het gebied van medisch en farma, biotechnologie en plantaardige wetenschappen. De uitgaven aan mechanische- en elektrotechniek zijn hoog maar blijven enigszins achter bij het Nederlands gemiddelde. De R&D-uitgaven aan ICT komen redelijk overeen met het Nederlands gemiddelde, maar de grootte van de bol laat zien dat er in absolute termen veel bedrijven zijn die de WBSO-regeling benutten voor ICT-gerelateerd onderzoek.

Figuur 5. Technologieprofiel Zuid-Holland, 2018. Toelichting: de X-as is het verschil tussen het aandeel R&D-uitgaven binnen Zuid-Holland regio ten opzichte van totaal aandeel Nederland. De Y-as is de omvang van R&D-uitgaven in € miljoenen. De cirkelgrootte correspondeert met het totaal aantal WBSO-bedrijven (RVO, 2020).

Naast de WBSO bestaan verschillende instrumenten om innovatie te bevorderen. De MKB-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) stimuleert MKB samenwerking over regio- en sectorgrenzen heen. De TKI-PPS toeslag (PPS) subsidieert samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven vanuit de topsectoren. Uit een analyse van deelname van Zuid-Hollandse partijen aan de MIT en PPS-regeling per sleuteltechnologie (figuur 6) valt direct op dat het percentage projecten met een Zuid-Hollandse deelnemer een stuk hoger ligt dan het private-R&D-percentage van 17%. Zuid-Hollandse partijen zijn gewilde partners in nationale onderzoeksconsortia. Dat zegt iets over de kwaliteit van het onderzoek.

Verder valt op dat partijen uit de regio een dominante rol spelen in de life sciences, fotonica en quantum. Met name quantum springt eruit: bij alle quantum gerelateerde MIT-projecten in 2018 was een Zuid-Hollandse partij betrokken. De cijfers in figuur 6 laten dus zien dat Zuid-Holland op een aantal technologieën duidelijk een unieke positie inneemt.

Die technologische kennis biedt een basis om het economisch herstel van de regio rondom vorm te geven. Concreet betekent dat bijvoorbeeld dat er op die vlakken kansen liggen om waardevolle proposities te ontwikkelen voor het onlangs gelanceerde Nationale Groeifonds. Daarbij zien we in het bijzonder kansen voor de regionale right-to-play-technologieën die worden versneld als gevolg van corona, zoals Life Science and Health, maakindustrie en digitalisering.

In een eerder artikel in deze reeks constateerde we al dat er de komende jaren veel kansen zullen ontstaan in de Life Science and Health. Zuid-Holland is op basis van het technologieprofiel uitermate goed gepositioneerd om kansen die in deze sector ontstaan te verzilveren. Daarnaast zal de toenemende behoefte aan digitalisering de komende jaren vragen om innovatieve oplossingen (Mckinsey, 2020). Quantumtechnologie kan daar op termijn een substantiële bijdrage aan leveren.

Figuur 6. Percentage Zuid-Hollandse deelnemers in Nederlandse innovatieprojecten in 2018 (RVO, 2020).

De innovatiepartners van Zuid-Holland

Innoveren doe je samen met anderen. De data over de MIT- en PPS-regeling geven ook inzicht in samenwerkingsrelaties. Figuur 7a laat zien dat bij de PPS-regeling de kennisinstellingen in en rond Zuid-Holland sleutelposities hebben. TNO en TU Delft zijn met afstand de belangrijkste spelers, maar ook de WUR, NLR en TU Eindhoven zijn belangrijk in Zuid-Hollandse projecten. Opvallend in de data van de MIT (figuur 7b) is de sterke relatie met Amsterdam en Utrecht.

Om innovatie verder te stimuleren en samenwerking aan te jagen zijn goede connecties met de omliggende regio’s van groot belang. De kennisinstellingen in Zuid-Holland hebben daarbij een belangrijke rol om regionale bedrijven te positioneren in nationale consortia. Ook de regionale ontwikkelingsmaatschappijen kunnen daarbij een belangrijke rol vervullen. De komst van een regionale ontwikkelingsmaatschappij in Utrecht als counterpart voor InnovationQuarter is dan ook een kans voor Zuid-Holland.

 

Kansen: Zuid-Holland is goed gepositioneerd om innovatiekansen te pakken

De komende jaren zal het belang van innovatie als een drijver van economisch herstel verder toenemen in Nederland en Zuid-Holland. De uitdaging daarbij is om keuzes te maken die voortbouwen op het kennisprofiel van de regio en aansluiten op veranderingen die worden gedreven of versneld door Corona. Wij constateren om drie redenen dat Zuid-Holland een goede uitgangspositie heeft om die economische kansen te pakken:

  • De juiste kennis en een sterk netwerk. Zuid-Holland heeft een krachtige kennispositie en is goed vernetwerkt. Een aanzienlijk deel van de publieke R&D vindt plaats in de regio en met bedrijven en kennisinstellingen met diepgaande kennis van technologieën als quantum en fotonica heeft Zuid-Holland een onderscheidend technologisch karakter.
  • Gedeelde urgentie. Bovendien is er de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de regionale samenwerking, bijvoorbeeld met de Economic Board Zuid-Holland. Triple helix partijen weten elkaar te vinden en, belangrijker nog, zijn bereid tot samenwerking. De coronacrisis onderstreept het belang van die regionale samenwerking en heeft de gedeelde urgentie om regionaal in te zetten op innovatie verder versterkt.
  • Concrete regionale voorstellen. Met kennis en urgentie als belangrijke randvoorwaarden is er de afgelopen tijd hard gewerkt aan het ontwikkelen van concrete voorstellen. Regionale partners hebben proposities voor het Nationale Groeifonds ontwikkeld en hun krachten gebundeld in een regionale Groeiagenda. Kansen waarmee morgen aan de slag kan worden gegaan zijn er onder andere op het gebied van artificial intelligence, life sciences and health, quantum, waterstof en de maakindustrie. De analyse in dit artikel laat zien dat Zuid-Holland op deze thema’s een sterke positie heeft die verder verzilverd kan worden.

Zuid-Holland heeft alles in huis om zich uit de crisis te innoveren. Dat vereist dat we de ontstane urgentie benutten om regionale samenwerking te verstreken en samen in te zetten op concrete regionale voorstellen.

De coronacrisis en de onvermijdelijke economische crisis die daarop volgt, trekken een zware wissel op de Nederlandse en Zuid-Hollandse economie. Hoe hard die klap is, hangt niet alleen af van de lastig te voorspellen impact van Covid-19. Het hangt ook samen met de uitgangspositie van de regionale economie. In deze serie onderzoeken we hoe de Zuid-Hollandse economie ervoor staat op vier verschillende thema’s: economie, innovatie, human capital en de technologische industrie. Deze eerste editie trappen we af met een algemene analyse van de economische uitgangspositie van Zuid-Holland, de risico’s die we zien én de kansen.

 

Lees hier deel #2 en deel #3 van het Vierluik.

 

Hoe staat de Zuid-Hollandse economie ervoor en wat kunnen we verwachten?

Traditionele economische scenario’s en ramingen geven een eerste beeld van de uitgangspositie van de Zuid-Hollandse economie. Op basis van verschillende analyses ontstaat het beeld dat hoewel de Zuid-Hollandse economie en werkgelegenheid hard worden geraakt, de klap minder hard is dan in andere Nederlandse regio’s. In recente publicaties concludeert het UWV (2020) dat er in Zuid-Holland ten opzichte van Nederland minder banen zich in de direct getroffen sectoren bevinden. Daarmee is de arbeidsmarkt minder kwetsbaar. Een raming van onderzoeksbureau NEO Observatory (2020), uitgevoerd in opdracht van de Provincie Zuid-Holland, Economic Board Zuid-Holland, InnovationQuarter en de gemeenten Den Haag en Rotterdam, bevestigt dat beeld. De onderzoekers verwachten dat de economie in 2020 met 6 procent krimpt en in 2021 licht groeit met 1 procent. Dat betekent dat de economie van de regio minder hard krimpt dan de Nederlandse economie, maar dat het herstel ook minder uitbundig is. Eén verklaring voor de minder harde krimp in Zuid-Holland is de relatieve oververtegenwoordiging van de sectoren overheid en zorg in Zuid-Holland. Overheid en zorg zijn goed voor 23% van de Zuid-Hollandse economie, terwijl dit slechts 19% uitmaakt van de Nederlandse economie.

Figuur 1. Ramingen reëel bruto regionaal product (marktprijzen 2018) Zuid-Holland (NEO Observatory, 2020).

Figuur 1. Ramingen reëel bruto regionaal product (marktprijzen 2018) Zuid-Holland (NEO Observatory, 2020).

Het Zuid-Hollandse ecosysteem voor ondernemerschap

Traditionele economische ramingen zeggen echter weinig over het ondernemerschap in de economie van Zuid-Holland, terwijl ondernemerschap een belangrijke bron van economische vooruitgang en economisch herstel is. Zeker in een crisis, waarin bedrijven stoppen of failliet gaan, is het van belang dat ondernemers met slimme nieuwe oplossingen komen om economische en maatschappelijke waarde te creëren. De afgelopen jaren heeft het denken in entrepreneurial ecosystems (of: ecosystemen voor ondernemerschap) een vlucht genomen (Stam, 2014). De achterliggende gedachte: ondernemers creëren geen waarde als onafhankelijke actoren, maar zijn voor hun welslagen afhankelijk van randvoorwaarden – zoals financiering, infrastructuur en talent – en de interactie daartussen. Regio’s met een sterk ecosysteem zijn een betere voedingsbodem voor innovatief ondernemerschap. Het omgekeerde is ook waar: ondernemen is een stuk lastiger in regio’s met een zwak ecosysteem voor ondernemerschap, bijvoorbeeld vanwege een gebrek aan durfkapitaal.

Tegen die achtergrond beschouwen de Economic Board Zuid-Holland en InnovationQuarter de Zuid-Hollandse economie als een entrepreneurial ecosystem. De benadering biedt een kader om systematisch na te denken over de sterktes en zwaktes van de regionale economie en in welke mate die worden beïnvloed door de coronacrisis (zie figuur 2). Als gevolg van of versneld door de Corona-uitbraak signaleren wij drie ontwikkelingen die de economie van Zuid-Holland sterk beïnvloeden. In deze analyse fungeren deze ontwikkelingen als de lens waardoor we naar de ecosysteemelementen kijken.

 

Figuur 2. IQ-perspectief op ecosysteem denken, bewerking van Stam (2014).
Figuur 2. IQ-perspectief op ecosysteem denken, bewerking van Stam (2014).

De gevolgen van Corona: drie trends

Wij signaleren drie ontwikkelingen waarvan de tijdshorizon, impact en waarschijnlijkheid verschilt. Deze ontwikkelingen brengen risico’s met zich mee, maar bieden zeker ook kansen:

  1. Economische stagnatie. Hoewel het koffiedik kijken is wat de precieze economische gevolgen van de coronacrisis zijn, is een economische crisis onontkoombaar. 
  2. De anderhalve-meter-economie. Tot er een vaccin is de verwachting dat de anderhalve meter afstand waar mogelijk wordt geborgd. Dat heeft consequenties voor de economie en hoe wij samenwerken. Zo versnelt het nu al digitalisering.
  3.  Productiesoevereiniteit. De coronacrisis toont dat internationale toeleverketens kwetsbaar zijn en lijkt de geopolitieke spanningen die er al waren, te versterken. We verwachten dat kostenefficiëntie niet langer het enige criterium is bij het inrichten van waardeketens. Productiezekerheid en de voorwaarden waaronder wordt geproduceerd worden belangrijker en kunnen een stimulans zijn voor circulair produceren.

De impact op het Zuid-Hollandse ecosysteem

De beschouwing van de tien ecosysteemelementen (zie figuur 2) vanuit de drie trends legt een aantal significante risico’s en kansen bloot voor het Zuid-Hollandse ecosysteem voor ondernemerschap. We bespreken vijf ecosysteemelementen.

Netwerken – Wetenschappelijk onderzoek heeft keer op keer bevestigd hoe belangrijk face-to-face-interactie is voor kennisoverdracht in innovatietrajecten. Dit geldt in het bijzonder voor de overdracht van tacit knowledge: complexe kennis die lastig te vangen is in schrift. De afgelopen tijd is face-to-face-interactie echter sterk afgenomen als gevolg van de geadviseerde anderhalve meter afstand, terwijl videobellen in toenemende mate de standaard is geworden. Wij verwachten dat de afgenomen interactie op de werkvloer en de toename van videobellen de overdracht van tacit knowledge bemoeilijken en innovatie kunnen remmen. Bovendien kan de rol van toeval in innovatietrajecten niet worden onderschat. Toevallige ontmoetingen bij de koffieautomaat kunnen het startschot zijn van een nieuwe innovatie. Ook het aantal toevallige ontmoetingen is het afgelopen halfjaar drastisch afgenomen. Hier ligt een belangrijke opgave voor aanjagers en versterkers van het ecosysteem, zoals decentrale overheden en InnovationQuarter, om alternatieve vormen voor interactie te faciliteren. Bijvoorbeeld door hybride innovatietrajecten te begeleiden waarin we digitale communicatietoepassingen combineren met Corona-proof fysieke overleggen op kritieke momenten.

Minder face-to-face interactie en toevallig ontmoetingen kunnen innovatieprocessen frustreren.

Nieuwe kennis – De economische stagnatie leidt niet alleen tot minder marktvraag. Ook leidt het er naar verwachting toe dat private R&D-budgetten afnemen, omdat bedrijven budgetten aanwenden om de dagelijkse operatie te bekostigen. Rabobank verwacht een daling van private R&D-uitgaven in de Verenigde Staten van 6,8 % (basisscenario) tot 13,6 % (extended scenario; Rabobank, 2020). Als we ervan uitgaan dat de private R&D-uitgaven in Zuid-Holland komend jaar met een zelfde percentage dalen, dan betekent dat een afname van circa € 136 tot € 272 miljoen aan regionale R&D-uitgaven of 700-1400 fulltime private R&D-banen. Zeker in het licht van de al jaren dalende arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland is de reflex om R&D-budgetten te korten riskant (Trouw, 2020).

Figuur 3. Verwachting private R&D-uitgaven Verenigde Staten en Zuid-Holland (Rabobank, 2020; bewerking InnovationQuarter).

Hopelijk ondervangen de investeringen vanuit het door het Kabinet aangekondigde Groeifonds deze terugval in R&D-uitgaven en lokken deze publieke investeringen ook extra private uitgaven uit.

Leiderschap – Zowel de anderhalvemetereconomie als de economische stagnatie waarmee we worden geconfronteerd, kunnen invloed hebben op de regionale samenwerking. Bedrijven die zich moeten focussen op de eigen financiële situatie, kunnen minder tijd en aandacht hebben voor regionale samenwerking. Dat is een risico: juist in tijden van crisis zijn samenwerking en gezamenlijke visievorming essentieel om klappen op te vangen en nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen. Nationale investeringen in waterstof bieden bijvoorbeeld kansen om ook machines en diensten te ontwikkelen. Een gebrek aan face-to-face-interacties als gevolg van de anderhalvemetereconomie maakt het bovendien lastiger om nieuwe contacten op te doen. Het belang bestaande contacten te onderhouden en het regionale netwerk te consolideren neemt daarmee alleen maar toe. Tegelijk geldt dat juist de gevoelde urgentie kan leiden tot méér samenwerking. Hier ligt een belangrijke opgave voor de Economic Board Zuid-Holland om dit potentieel aan leiderschap te activeren.

Marktvraag – De Coronacrisis kan de aandacht voor de regionale schaal ook doen toenemen. De crisis toont de beperkingen van internationale waardeketens die afgelopen jaren zijn geoptimaliseerd met efficiëntie als uitgangspunt. Bedrijven en nationale overheden realiseren zich in toenemende dat het niet aanhouden van voorraden en afhankelijk zijn van één productielocatie in het verre buitenland risico’s met zich meebrengt. Ook op Europees niveau wordt hier momenteel over nagedacht. Onze verwachting is dat die kwetsbaarheden een aanleiding zijn om bepaalde productieketens te heroverwegen of differentiëren in de vorm van reshoring of near shoring. Dat kan leiden tot meer productie dichterbij huis, mogelijk zelfs regionaal.

De convergentie van productiekosten (Economist, 2019)

Figuur 4. De convergentie van productiekosten (Economist, 2019).

Interessant in dat verband is de constatering dat er sprake is van convergentie van productiekosten (zie figuur 4). De gemiddelde productiekosten in China zijn in de periode 2004-2018 fors gestegen en naderen de gemiddelde productiekosten in de Verenigde Staten. Hoewel we ons realiseren dat de productiekosten voor veel goederen de komende jaren nog goedkoper zullen zijn in het buitenland dan in Nederland, is het te verwachten dat de businesscase voor productie in eigen land de komende jaren realistischer wordt. Met name op het gebied van het low quantity, high complexity productie zien wij de komende jaren kansen voor reshoring.

Talent – Deze drie trends hebben natuurlijk ook enorme invloed op de arbeidsmarkt. Hele sectoren staan zwaar onder druk, en ook binnen sectoren die het in het algemeen nog redelijk doen, neemt de dynamiek van banen die verdwijnen én ontstaan fors toe. In een apart artikel gaan we hier dieper op in.

Nieuwe economische kansen voor ondernemers

Hoewel een harde klap onontkoombaar is, ontstaan er ook kansen voor ondernemers die slim inspelen op de onzekere en veranderende economische omstandigheden. In een recente publicatie signaleren de Amerikaanse hoogleraar ondernemerschap Daniel Isenberg en ondernemer Eric Schultz (2020) tal van kansen als gevolg van vijf ontwikkelingen. Voorbeelden zijn telemedicine, digitaal onderwijs en flexibilisering van productieprocessen.

Figuur 5. Vijf ontwikkelingen leiden tot kansen voor ondernemers (Isenberg en Schultz, 2020).

Figuur 5. Vijf ontwikkelingen leiden tot kansen voor ondernemers (Isenberg en Schultz, 2020).

Voortbouwend op analyse van Isenberg en Schultz (2020) en de ecosysteemanalyse zien wij in ieder geval drie concrete kansen voor de regionale economie van Zuid-Holland:

  1. Versnelde digitalisering en robotisering. Digitalisering en robotisering staan al langer op de agenda bij veel innovatieve bedrijven in de regio. Uit gesprekken met bedrijven weten we dat bedrijven die vooroplopen op het gebied van robotisering minder hard zijn geraakt door de coronacrisis. Gerobotiseerde productieprocessen konden ondanks de anderhalve-meter-afstand doorgang vinden. Voor bedrijven die nog niet zo ver waren onderstreept Corona de urgentie van digitale en robotiseringstoepassingen. Een concrete kans is om met robotica een oogstrobot te ontwikkelen voor de Zuid-Hollandse (en internationale) tuinbouw.
  2. Dichter bij huis produceren. Reisbeperkingen en bewustwording van de beperkingen van internationale waardeketens kunnen een kans zijn om regionale samenwerking en regionale productie naar een hoger plan te tillen. Hoewel wij niet verwachten dat de Coronacrisis zal leiden tot een radicale reshoring naar Nederland, zijn wij er van overtuigd dat een deel van de productie in het buitenland gebeurt als gevolg van informatie-asymmetrieën: bedrijven weten simpelweg niet dat hun buurvrouw of buurman hun bepaalde onderdelen ook kan leveren of produceren. Door informatiebarrières weg te nemen en bedrijven aan elkaar te verbinden valt hier een wereld te winnen. Dit principe is overigens niet alleen toepasbaar op de eigen regio, maar ook op Europa. Door meer gebruik te maken van complementaire competenties in andere Europese regio’s kunnen Europese interregionale waardeketens worden gebouwd waarmee de concurrentie op de globale markt kan worden aangegaan. De Europese Commissie zet hier ook op in.
  3. Samen nieuwe waardeketens ontwikkelen. Economische neergang maakt het vinden van nieuwe producten en diensten urgent voor veel bedrijven. Tegelijkertijd maken Nederland en Europa veel geld vrij om te werken aan economisch herstel en blijven we met elkaar staan voor grote maatschappelijke opgaven rondom de energietransitie, de gezondheidszorg en voeding. Urgentie, middelen en opgaven bieden volop kansen om met elkaar nieuwe producten en diensten te ontwikkelen voor complexe opgaven. Dit is een kernthema in de regionale Groeiagenda en bijvoorbeeld binnen de ActieAgenda Technologische Industrie.

Trots is ze vooral op anderen. Prof. Dr. Hester Bijl praat begeesterd over haar idealen, maar is bescheiden als het op haar eigen prestaties aankomt. Het woord ‘gezamenlijkheid’ valt in ons gesprek maar liefst zeven keer. Toch heeft Bijl, bestuurlijk boegbeeld van de Economic Board Zuid-Holland, een indrukwekkende carrière die trots stemt. Ze was de eerste vrouwelijke hoogleraar bij Lucht- en Ruimtevaarttechniek in Delft en de eerste vrouwelijke decaan. Vanaf februari 2021 wordt ze de allereerste vrouwelijke rector magnificus van de Universiteit Leiden. Daarmee is ze een van de belangrijkste boegbeelden in Zuid-Holland en Nederland.

Ze is even stil. Alsof ze niet goed weet wat ze moet met de vraag. “Waar krijg ik een kick van? Ja, als we met elkaar iets moois voor elkaar krijgen… Dat we als universiteit binnen een week het onderwijs hebben weten te digitaliseren bijvoorbeeld.” En welke rol heeft ze zelf dan in dat succes gespeeld? “Wij hebben slechts de juiste mensen op de juiste plekken gezet en voor ondersteuning gezorgd. Maar daarna hebben vooral andere mensen hun werk heel goed gedaan.”

En waar ben je zélf nou heel trots op? Ik probeer je al een tijdje een boude uitspraak te ontlokken, maar het lukt me maar niet.

“O haha, je wilt me een uitspraak laten doen! Ja, ik ben inderdaad niet zo iemand die zich de hele tijd trots loopt te voelen. Nou…ik ben eigenlijk wel trots op onze universiteit. Vooral op de mensen die er werken. Veel Spinozaprijzen, hartstikke goede wetenschappers. Dus ja, trots op de organisatie en de mensen.”

Het is tekenend voor het gesprek. Hester Bijl praat begeesterd over haar idealen, maar is bescheiden als het op haar eigen prestaties aankomt. Het woord ‘gezamenlijkheid’ valt maar liefst zeven keer. Toch heeft Bijl een indrukwekkende carrière die trots stemt. Ze was de eerste vrouwelijke hoogleraar bij Lucht- en Ruimtevaarttechniek in Delft en de eerste vrouwelijke decaan. Vanaf februari 2021 wordt ze de eerste vrouwelijke rector magnificus van de Universiteit Leiden.

Waar groeide je op?

“In Voorburg. Ik heb een half jaar in Engeland en een half jaar in de VS gewoond, verder eigenlijk altijd in Zuid-Holland.”

Groot gezin, klein gezin?

“We waren met twee kinderen thuis. Ik heb een zus, geadopteerd uit Korea. Ze kwam toen ik vier was, dus ik herinner me geen leven meer zonder haar. We zien er natuurlijk heel anders uit, daar krijg ik eindeloos veel vragen over.”

Wat voor vragen?

“Vragen als: wat vind je nou van je zus? Vind je d’r aardig? Dat vraag je nooit aan mensen die géén geadopteerde zus hebben. Zoiets vroeg ik me ook nooit af, wij voelden gewoon als zus en zus.”

Je krijgt als kind vaak een blauwdruk, een ideaalplaatje mee. Het ene gezin stimuleert reizen en avonturen beleven, het andere meer huisje-boompje-beestje. Hoe was dat bij jullie?

“Intellectuele ontwikkeling werd bij ons gestimuleerd. Mijn zus en ik waren natuurlijk ook twee vrouwen, dus kregen ook de boodschap mee: zorg dat je op eigen benen kunt staan. Word onafhankelijk, zowel in je denken als financieel.”

Je hebt een voorlopersrol als vrouw in de top van de academia, zat je daar eigenlijk op te wachten?

“Ik heb hem niet opgezocht, maar vind het niet erg dat hij op mijn pad komt. Het past in mijn wens om me te ontwikkelen ten behoeve van de maatschappij. Ik zoek daarbinnen het pad dat bij mij past. Maar als ik met dat pad kan zorgen dat er een heleboel andere mensen kansen krijgen, dan vind ik dat zeker een voordeel.”

Merkte je dat je iets veranderde doordat je op die positie kwam?

“Het feit dát je als vrouw op zo’n plek zit en dat mensen dus zien dat het kan, is al een heel belangrijke verandering. Het beeld dat mensen hebben, wordt actief gecorrigeerd. Bovendien heb ik me als decaan extra ingespannen om weer meer vrouwelijke hoogleraren te benoemen. Dus met die positie komt ook invloed. Maar die boegbeeldfunctie an sich blijft gewoon een heel belangrijke.”

Wie was voor jou een boegbeeld?

“Mijn oma, grappig genoeg. Die is uit 1906 en is na het krijgen van kinderen weer aan het werk gegaan. Ze was voorlichtster bij Rijkswaterstaat en kon altijd heel leuk vertellen over wat ze deed. Deed veel in de arbeidersvereniging, ze stond heel actief in de wereld.”

Maar aan het werk gaan na kinderen, dat was toen nog helemaal niet zo normaal.

“Helemaal niet! Dat realiseerde ik me pas later. Ik heb altijd een zwak gehouden voor sterke vrouwen, vrouwen die zich uitspreken. Ayaan Hirsi Ali vond ik altijd wel stoer. En de eerste vrouwelijke ministers, de wegbereiders. Sigrid Kaag, gewéldig.”

“Zijn we nu trouwens niet te erg met de vrouwenzaak bezig?” vraagt Bijl. “Ik bestuur ook gewoon een universiteit.”

Je hebt gelijk. Vanaf 2021 word je rector magnificus in Leiden. Wat ga je anders doen dan je voorganger Carel Stolker?

“Daar ga ik de komende tijd over nadenken. Het is nog vroeg. Dat hebben we bewust zo gedaan, zodat ik mee kan zoeken naar een goede voorzitter. Nu is Carel nog bezig en ik vind dat hij het geweldig doet. Echt een bindend leider; heel zichtbaar, op Twitter en in de buitenwereld, maar ook intern. Ik ben een totaal andere persoon natuurlijk.”

Ik las over je: Hester Bijl houdt van moeilijke dingen.

“Klopt, ik wilde altijd al veel leren en mezelf ontwikkelen. Zodra ik het trucje ken, ga ik weer op zoek naar iets dat ik nog niet kan. Ik had ook niet gepland: ik wil rector magnificus worden. Maar op een bepaald moment wil ik dan weer wakker liggen van m’n baan. Dat motiveerde onder andere mijn overstap van Delft naar Leiden. Ik had aan de TU Delft een superleuke functie als decaan. Prachtige faculteit. Maar ik lag niet meer wakker. Toen kwam de kans in Leiden voorbij: de universiteit belde of ik in het College van Bestuur wilde.”

Wat is er zo leuk aan besturen? Dat moet je me echt even uitleggen. Iemand als jij, die zo gek is op de inhoud, drijft toch alleen maar weg van haar vak?

“Je kunt ook inhoudelijk besturen. Waar moet het met het onderwijs naartoe, bijvoorbeeld. Het is een ander soort inhoud, inderdaad niet meer de numerieke stromingsleer waarin ik gepromoveerd ben. In deze bestuursfunctie kun je een organisatie een stap verder brengen op bijvoorbeeld diversiteit of valorisatie. Maar ik blijf wel een inhoudelijke bestuurder. Dus ik begin met de vraag waar we naartoe moeten en daarna volgt de vraag hoe we daar komen.”

Een klein vragenvuurtje tussendoor. Welke krant lees je?

“NRC, Volkskrant en het FD.”

Hoe kom je het best tot rust?

“Met een boek in bad. Of lekker in de tuin werken. Ik heb een moestuin, daar probeer ik in het weekend langs te gaan.”

Hoogste doel in het leven?

“Pfoe, da’s moeilijk! Mezelf maximaal ontwikkelen om me ook maximaal in te kunnen zetten voor een betere wereld.”

Wat neem je mee uit deze crisis?

“Ik denk toch een hernieuwd inzicht in hoe wendbaar we kunnen zijn als het nodig is. Als ik zie hoe snel onze universiteit het onderwijs heeft gedigitaliseerd, hoe snel we onszelf op orde hadden. Dat tempo, die wendbaarheid verraste me.”

Als je één wens mag noemen voor de wereld van morgen?

“Een samenleving waarin we zorgen dat iedereen kansen krijgt. Echt inclusief en duurzaam.”

 

Waar heb je je de afgelopen jaren als vice-rector voor ingezet?

“Ik heb drie portefeuilles: onderwijs, diversiteit en valorisatie. Op onderwijsvlak heb ik me ingezet voor arbeidsmarktvoorbereiding. Sommige faculteiten hebben echt career services ingericht, binnen opleidingen is er meer aandacht gekomen voor vaardigheden bij studenten en tenslotte heeft elke faculteit nu een adviesraad met externen. Die raad toetst: waartoe leiden we op en sluit dat aan bij wat er nodig is?”

“Aan de valorisatiekant heb ik me ingezet voor meer verbinding op het Leiden Bio Science Park.”

Is het Leiden Bio Science Park onderdeel van de universiteit?

“Wij hebben een stuk grond, maar het is eigenlijk een samenwerkingsverband. Het LUMC zit er, de universiteit, maar ook meer dan 200 bedrijven. De synergie daar wil je maximaal benutten om nieuwe bedrijven te starten, om kennis te delen, om meer toegang tot kapitaal en faciliteiten te krijgen. We zijn nu bezig een incubator op te zetten voor Life Sciences. Maar die nabijheid werkt ook door in human capital: misschien heeft het ene bedrijf een tekort en het andere bedrijf mensen over. Of kunnen mensen beter getraind worden via de universiteit.”

Valorisatie is binnen heel Zuid-Holland lastig. We zijn enorm kennisdicht, maar we komen moeilijk van kennis naar kassa. Wat is daarvoor nodig?

“We hebben een sterke kennispositie en talent dat de hele wereld overgaat. Maar om die kennis te vermarkten is er meer nodig dan een wetenschappelijke publicatie en een promovendus. Ik geloof er erg in dat je daarvoor iets in moet richten voor jonge onderzoekers. De universiteit van Berkeley heeft daar een prachtig programma voor: Cyclotron Road. Studenten met een sterk idee of een innovatie krijgen na hun studie nog twee jaar lang de tijd om met funding en faciliteiten vanuit de universiteit hun idee te ontwikkelen en richting markt te brengen. Het zit als het ware tussen promotie en bedrijf in. Zo’n programma zouden wij ook moeten hebben.”

“Tegelijkertijd hoeft dat, zeker op een brede universiteit als de onze, niet voor iedereen. Fundamenteel onderzoek hoeft niet altijd vermarkt te worden. Maar die twee, fundamenteel onderzoek en bedrijfsleven, hebben elkaar wel nodig. Alleen je moet al vroeg met elkaar in gesprek gaan. Het heeft geen zin om een onderzoeker in z’n kamer te laten zitten en te wachten of het dan toevallig heel nuttig is wat-ie heeft gedaan. Je moet samenwerken.”

Is Delft niet beter in het vermarkten van kennis? Die stimuleren vanaf het eerste jaar al ondernemerschap.

“Ik denk dat een technische universiteit ook een andere rol heeft. Wij zijn een brede universiteit. Met onder andere heel sterke sociale wetenschappen, zoals rechtsgeleerdheid. Maar als ik kijk naar ons Leiden Bio Science Park en de bedrijven die zijn voortgekomen uit de kennis van onze bèta- en medische faculteiten: die doen eigenlijk niet onder voor Delft. Ze zijn alleen minder bekend.”

Je hoort wel eens: Leiden mag zichzelf best wat meer op de borst kloppen.

“Ik vind op de borst kloppen altijd een beetje…ik houd daar niet zo van. Laten zien wat je doet, dat is wel belangrijk. Toen ik begon en de portefeuille ‘valorisatie’ toegewezen kreeg, heb ik een rondje langs de velden gemaakt. En ook ík was verbaasd over de enorm waardevolle projecten en de kennis die ik aantrof. Daar moeten we eigenlijk veel meer over communiceren. Dus ja, die mening deel ik wel. We zijn soms zo hard bezig met de inhoud dat we vergeten er ook nog over te vertellen.”

Wat is er mis met jezelf op de borst slaan? Als je je mond niet opentrekt, dan kom je toch nergens?

“Nee, dat is waar. Maar gaan roepen ‘Kijk eens hoe goed wij zijn!’, dat werkt denk ik niet. Je moet goed uitleggen wat je doet, dan kunnen anderen zeggen hoe goed je bent. Je moet niet een te grote broek aantrekken.”

“Alhoewel, soms moet je ook met een bulldozer binnenkomen om positie te krijgen. Maar het is een uitdaging om dan niet vervolgens mensen tegen je in het harnas te jagen. Het moet je ook gegund zijn, dat blijft een delicate balans. Zodra je harder gaat dan je gegund wordt, kom je in een ingewikkelde positie.”

Heb jij ook een bulldozer in je?

“Ja, die heb ik zeker. Maar die zet ik wel gericht in. Op tien thema’s bulldozeren, dat is geen goede strategie. Dus kies je battles.”

En wat voor Hester zien wij dan, als jij gaat bulldozeren?

“Dan ben ik heel gedreven, vasthoudend, probeer ik het linksom en rechtsom.”

En doe je dan ook uitspraken als: ‘Jij gaat hier niet de deur uit voordat we een deal hebben!’

“Ja, zeker.”

Cool.

“Haha ja, als het niet via de verleiding gaat, dan moet je bulldozeren.”

Campus Gouda gaat samenwerken met de Human Capital Agenda (HCA) van de Economic Board Zuid-Holland en de provincie Zuid-Holland om het Leven Lang Ontwikkelen in de zorg op te zetten. Een jaar geleden heeft regio Midden-Holland het Human Capital Akkoord (HCA) ondertekend. Sinds de ondertekening heeft de regio binnen Campus Gouda hard gewerkt om een bijdrage te kunnen leveren aan de ambities van het Human Capital Akkoord. Daar is nu een eerste resultaat in geboekt. De HCA levert een kwartiermaker om een projectvoorstel voor Zorgopleidingen te ontwikkelen. Campus Gouda gaat hiermee een nieuwe fase in.

Campus Gouda richt zich niet alleen op jongeren vanuit mbo of het voortgezet onderwijs, maar wil ook volwassenonderwijs rondom zorg een plek geven. Zorgpartijen, overheid en onderwijs zetten zich gezamenlijk in voor versterken van hoger onderwijs op het gebied van zorg met als doel het verhogen van het aantal zij-instromers en het duurzamer inzetbaar maken van werknemers in de zorg door hen bij te scholen op het gebied van digitale skills. Op deze manier kunnen werknemers langer in hun huidige baan blijven werken. Dat er meer handen in de zorg en welzijn nodig zijn, dat is inmiddels bij alle partijen duidelijk.

Campus Gouda wil samen met de provincie, de Human Capital Agenda, zorgpartners, mbo en hbo-onderwijs inzetten op vernieuwend onderwijs rondom zorg en mensen klaarstomen voor de toekomst. Met een kwartiermaker wordt de eerste belangrijke stap hierin gezet.

 

De technologische industrie in Zuid-Holland heeft veel potentie. Om die potentie waar te maken gaan tientallen ondernemers, onderzoekers en andere belanghebbenden een ActieAgenda uitwerken. Dat was de conclusie tijdens de Regionale Online Executive Meeting (ROEM) voor de technologische industrie in Zuid-Holland die plaatsvond op dinsdag 23 juni. Op de bijeenkomst werden de resultaten van een omvangrijk onderzoek naar de Zuid-Hollandse technologische industrie gepresenteerd. De onderzoeksresultaten en de discussie daarover vormen de basis voor de ontwikkeling van een ActieAgenda voor de Zuid-Hollandse technologische industrie.

Regionale Online Executive Meeting

Deelnemers van de ROEM kijken terug op een succesvolle bijeenkomst. David Pappie, Directeur Topsectoren en Industriebeleid bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat opende de bijeenkomst met de woorden: “Wat een indrukwekkend gezelschap van belanghebbenden is hier bijeengebracht.” Martin van Gogh, ondernemer en één van de initiatiefnemers spreekt van een “Succesvolle bijeenkomst waar enthousiasme en ambitie goed voelbaar waren.” Veel van de aanwezigen zullen de komende tijd een actieve bijdrage leveren aan het vormgeven van de ActieAgenda Technologische Industrie.

Concretiseren ActieAgenda

De komende tijd gaan Zuid-Hollandse deelnemers van de ROEM samen aan de slag om de ActieAgenda te concretiseren en ideeën te bundelen. In nauwe samenwerking met ondernemers uit de regio zijn vier samenhangende actielijnen geformuleerd die centraal staan in de ActieAgenda:

  1. Nieuwe waardesystemen en waardeketens. In een waardesysteem werkt een groep bedrijven en kennisinstellingen samen aan producten en diensten met een vergelijkbare technologische basis voor verschillende markten. Zo stimuleren we de cross-overs tussen die sectoren. De eerste actielijn wordt getrokken door Steven Soederhuizen (GKN Fokker), Hugo Vos (Demcon-West) en Arnaud de Jong (TNO Industrie).
  2. Digital supply system. In een digital supply system wisselen bedrijven informatie uit die het mogelijk maakt het hele netwerk te optimaliseren. Daarmee wordt het netwerk efficiënter, flexibeler en robuuster en verbetert de kwaliteit en levertijd. Uiteindelijk kunnen dan betere producten sneller en tegen lagere kosten worden geleverd. De tweede actielijn wordt getrokken door Jan van der Wel (Technolution), Leo Brand (VOPAK), Ronald Koot (Boers en co) en Jeroen Broekhuijsen (TNO ICT).
  3. Human capital. Goed opgeleide mensen zijn essentieel om nieuwe waardesystemen en een digital supply system te bouwen en te gebruiken. Om het schaarse talent te binden aan de technologische industrie worden bestaande initiatieven versterkt en gebundeld. We zetten erop in jongeren te verleiden om voor de technologische industrie te kiezen, verbeteren de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs, en stimuleren een leven lang ontwikkelen. De derde actielijn wordt getrokken door Fabienne van Booma (VSL), Arie van Andel (Oceanco), Maarten Schippers (Airbus DS) en Aad van Pelt (Human Capital Akkoord).
  4. Branding, hotspots en netwerken. Om samen te innoveren, moeten we elkaar beter leren kennen en vertrouwen. De kwaliteit van de technische bedrijven in het netwerk moet beter zichtbaar worden – zowel intern als naar buiten toe. We kunnen trots zijn op onze innovaties en zullen dat beter moeten communiceren. Het onderlinge vertrouwen gaan we versterken door samen te werken rondom hotspots en door te werken aan een gezamenlijk verhaal dat alle partijen verbindt. De vierde actielijn wordt getrokken door André Boer (Krohne), Nils van Nood (GustoMSC) en Delia Wind (Holland Instrumentation).

De actielijnen bouwen voort op bestaande activiteiten in de regio zoals SMITZH, Holland Instrumentation en het Human Capital Akkoord en voegen daar extra dimensies aan toe. Zo werkt de regio aan een toekomstbestendige, gezonde groei voor en door de Technologische Industrie in Zuid-Holland. Toepassingen die worden ontwikkeld door de technologische industrie zullen bijdragen aan digitalisering, energietransitie en duurzaamheid en daarmee aan het toekomstige verdienvermogen van zowel Zuid-Holland als Nederland.

Over het onderzoek

Het onderzoek, uitgevoerd door onderzoeksbureau Berenschot en nauw begeleid door een groep betrokken Zuid-Hollandse ondernemers, omvatte onder andere een uitgebreide kwantitatieve analyse van de sector en het regionale innovatievermogen. De onderzoekers constateren dat het aantal bedrijven in de Technologische Industrie in Nederland de afgelopen vijftien jaar sterk is gestegen. De grootste stijging deed zich voor in Zuid-Holland, waar nu ruim 31.000 technologische bedrijven dat in 2019 actief zijn – goed voor circa 110.000 werknemers. Zuid-Hollandse bedrijven zijn betrokken bij de ontwikkeling en toepassing van een breed scala aan technologieën. Onder andere de optica, (nano)materialen en quantumtechnologie in Zuid-Holland zijn van wereldklasse. Veel van de bedrijven in de Zuid-Hollandse technologische industrie zijn klein. Deze bedrijven hebben minder armslag om te investeren in innovatie en dus is het gemiddelde percentage van de omzet dat daaraan wordt besteed betrekkelijk laag, 2 procent. Wel is de arbeidsproductiviteit in de Zuid-Hollandse technologische industrie hoger dan in de rest van Nederland – en stijgt die ook sneller.

Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met 23 innovatieve ondernemers actief in de Zuid-Hollandse technologische industrie en hun eindklanten, zoals Lely, Airbus DS, GKN Fokker, Damen, Krohne, RijkZwaan, Shell en Janssen Pharmaceuticals, en een reeks kleinere en grotere toeleveranciers. De ondernemers zijn bevraagd op de belangrijkste trends en kansen die zij zien voor de sector. Alle koplopers zetten digitale transformatie in hun top 3, waaronder IoT, datamanagement en -gebruik, cloud-computing, integrale productieprocessen en robotisering vallen. Eén van hen zegt: “De digitalisering moeten we omarmen, anders beweegt productontwikkeling en -innovatie van ons weg.” Ook de thema’s “ontwikkelsnelheid en -complexiteit” en “globalisering” worden door veel innovatie-koplopers genoemd. Het definitieve onderzoeksrapport wordt de komende tijd gefinaliseerd op basis van de input opgehaald tijdens de executive bijeenkomst.

Coronacrisis of niet: de bouwsector heeft vacatures. Heel veel vacatures. De bankensector neemt juist gefaseerd afstand van grote aantallen medewerkers. Veel daarvan zijn zeer welkom bij een bouwbedrijf. Daarom startte vanuit de Human Capital agenda in nauwe samenwerking met branchevereniging Bouwend Nederland het project Van Bank Naar Bouw. “Veel mensen denken bij een baan in de bouw aan een werkplaats. Maar er zijn ook veel kantoorbanen in de sector.”

Ondanks de gevolgen van de crisis voor de bouw in de komende twee jaar, worden op langere termijn hoge groeicijfers verwacht. En daar zijn mensen voor nodig. De sector zoekt tot 2024 maar liefst 44.000 nieuwe medewerkers, zo meldt brancheorganisatie Bouwend Nederland. Een enorm aantal. Naar verwachting is het gros daarvan – 34.000 – starter op de arbeidsmarkt. Daarnaast zullen 4.000 nieuwe medewerkers uit het buitenland komen. En dan zijn nog 8.000 medewerkers uit andere sectoren nodig. Zij-instromers dus.

Maar hoe verleid je medewerkers uit andere sectoren om de overstap te maken van werk naar werk? En uit welke sectoren zouden ze moeten komen. Uit contacten in het bank- en verzekeringswezen bleek dat die sector juist te kampen heeft met overschotten. Daarom is in 2019 gestart met het project Van Bank Naar Bouw.

Doel van dit project is het proces van zij-instroom te optimaliseren tot een reproduceerbaar, werkend en gestroomlijnd proces. Kwartiermaker Simone van Wilgen: “Daarnaast willen we enkele kandidaten volgen, zodat de best practices en succesverhalen als voorbeeld kunnen dienen. We willen binnen een jaar 10 best practices halen.”

Succesvolle pilot

Eind 2019 vond een informatiebijeenkomst over werken in de bouw plaats. Deze bijeenkomst telde dertig deelnemers, zoals bankmedewerkers, bouwbedrijven en opleiders. Het programma bestond uit onder meer presentaties over de bouwsector en over beschikbare banen én het verhaal van een bankmedewerker die eerder de overstap maakte naar de bouwsector. Van Wilgen: “Het was een luchtige, constructieve en informatieve bijeenkomst. En de sfeer was heel vertrouwd.” Afgelopen april werd er een online informatiebijeenkomst georganiseerd.

Een aantal van de bankmedewerkers gaf aan wel verder te willen praten en denken over een overstap. Inmiddels zijn vijf medewerkers overgestapt van een baan bij een bank naar een baan in de bouw, en de verwachting is dat er meer volgen. Daarnaast zijn enkele geïnteresseerden gestart met een opleiding waarmee ze in de bouw kunnen werken..

Ook hebben deelnemers kennismakingsgesprekken met bedrijven en volgen ze een workshop vaardigheden om te bekijken hoe hun skills passen bij functies in de bouw. Van Wilgen: “Het doel van tien succesverhalen binnen een jaar gaan we met gemak halen.”

Cultuur

Een van de eerste kandidaten die de overstap waagden is Tanja van Donk. Zij startte 1 april 2020 bij bouwbedrijf ERA Contour. Ze deed voorheen administratief ondersteunend werk bij een bank, en was door een reorganisatie terechtgekomen op een afdeling ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. “Na een half jaar meedraaien ben ik tot de conclusie dat ik hier niet verder mee wilde. Administratief ondersteunend werk is waar mijn sterke punt ligt en waar ik goed in ben.”

De bijeenkomst eind december 2019 kwam daarom als geroepen. “De bouw sprak me wel aan. Ook omdat we sinds een paar jaar een nieuwbouwwoning hebben: dan voel je je iets meer betrokken bij zo’n sector. En grappig genoeg is ons huis gebouwd door ERA.” Na de bijeenkomst had ze een aantal gesprekken met Van Wilgen en zag een vacature bij ERA Contour voorbij komen. “Toen heb ik de knoop doorgehakt.”

Van Donk startte op een vreemd moment: de coronacrisis was net uitgebroken, dus ziet ze haar collega’s maar twee dagen per week, en de andere dagen via beeldbellen. Desondanks heeft ze het naar haar zin in haar nieuwe functie. “De overstap viel me heel erg mee. Er is tussen banken en bouw een gelijkenis in de informele, collegiale werksfeer: samenwerken aan een topkwaliteit dienstverlening staat daarbij centraal.”

Grotere impact

De eerste bijeenkomst zorgde niet alleen voor de eerste nieuwe medewerker, maar ook voor meer inzicht in een mogelijke overstapproces. Van Wilgen: “We hebben een aantal ‘stepping stones’ geformuleerd, dus een stappenplan.” Voortaan zijn er met enige regelmaat informatiebijeenkomsten. Daarna zijn er onder meer persoonlijke gesprekken, een informatiepakket over arbeidsvoorwaarden en een sessie over kennis en vaardigheden: de zogenoemde ‘paskamer’.

Van Wilgen:

“Veel mensen denken bij een baan in de bouw aan een werkplaats. Maar er zijn ook veel kantoorbanen in de sector. Daarom organiseren we voortaan ook een gesprek met een medewerker in de bouw over zijn of haar baan, en een dagje meelopen.”

Niet alleen de bouwsector is enthousiast, ook banken werken graag mee. Ze waren bijvoorbeeld ook aanwezig tijdens de tweede informatiebijeenkomst, in april. Van Wilgen: “Ze zetten de informatiebijeenkomst op intranet. En een bank neemt het mee in outplacement-trajecten. Ook banken hebben er belang bij als hun oud-medewerkers goed terechtkomen.”

Het project Van Bank naar Bouw past mooi binnen de doelstellingen van het Human Capital Akkoord Zuid-Holland. Hierbij wordt onder andere gekeken of werknemers van krimpsectoren kunnen worden begeleid naar een baan in een groeisector. Doordat in een vroeg stadium in dit project de samenwerking is gezocht, kon de pilot snel van start.Van Wilgen: “Zeker in Zuid-Holland wordt de komende jaren veel gewerkt aan woningbouw en infrastructuur. Door aan te haken bij het Human Capital Akkoord HCA kunnen we de impact groter maken.”

Olievlek

Terug naar Tanja van Donk. Hoewel net gestart zit ze op haar plek. En dat merken ook enkele oud-collega’s. Een aantal daarvan nam contact op met haar om te vragen naar haar nieuwe baan, en haar ervaringen in de bouwsector. Van Donk: “Die zijn nog niet overgestapt. Maar wat niet is, kan nog komen.”

Van Wilgen: “Mensen die een baan in een andere sector zoeken, denken vaak niet aan de bouw, maar wel aan bijvoorbeeld de zorg of het onderwijs. En onbekend maakt onbemind. Ikzelf werk al jaren in de bouw, en geloof me: het is de mooiste tijd van mijn leven. Dat willen we laten zien aan werkzoekenden. En zo ontstaat een olievlek.”

Vier dagen op de werkvloer, één dag in de klas. Studenten aan de ICT Praktijk Academie Gouda doen werkervaring op bij een bedrijf in de buurt dat hun HBO-opleiding betaalt. Daarbovenop ontvangen ze zelfs een werkvergoeding. Wat maakt deze academie nog meer uniek?

IT-bedrijven in Zuid-Holland hebben behoefte aan startende IT’ers. Het liefst met wat praktijkervaring en passend bij hun organisatie. Maar waar vind je die? Reden voor de ondernemersvereniging van Gouda en omstreken om samen met NCOI de ICT Praktijk Academie op te richten. “Wij koppelen bedrijven aan studenten. Ze werken vier dagen in de week en zitten één dag in de klas. Zo behalen ze in vier jaar hun diploma HBO Informatica”, zegt Jan de Laat, Rector en Consultant aan de ICT Praktijk Academie.

Brugfunctie

NCOI en de ICT Praktijk Academie vullen elkaar perfect aan. “We zijn heel tevreden met het partnerschap: NCOI verzorgt de inhoud van opleiding, wij de lokale organisatie”, licht De Laat toe. “Dat betekent vooral dat we mensen en bedrijven matchen. We kennen de IT-organisaties en de studenten. We weten wat ze verwachten en bij ze past. Daardoor kunnen wij perfect een brugfunctie vervullen.”

 

ICT Praktijkacademie

Grote stap

De stap van MBO naar HBO is vaak te groot. 30 tot 50 procent van de doorstromende studenten Informatica is na het eerste jaar alweer gestopt. Hoe dat komt? “Opeens is de school niet meer dichtbij, maar in Leiden of Utrecht. En studenten komen in grote klassen terecht, met minder begeleiding en controle”, noemt De Laat als redenen voor de grote uitval. “Daarom begeleiden wij intensief, in de buurt. Studenten krijgen les in kleine groepen van ongeveer 15 personen aan het MBO Rijnland in Gouda.”

Ook omscholen

De ICT Praktijk Academie vervult een belangrijke maatschappelijke rol. De opleiding is ook bedoeld voor herintreders en omscholers – ideaal in tijden dat er in veel branches ontslagen vallen terwijl de ICT-sector snakt naar harde werkers.

De Laat:

“Vaak willen mensen graag aan het werk, maar weten niet goed waar te beginnen. Bijvoorbeeld omdat ze de niet de juiste opleiding of contacten hebben. Of ze hebben een gat in hun cv of zijn introvert. Het geeft veel voldoening om juist deze mensen verder te helpen.”

De aanpak van de ICT Praktijk Academie is geschikt voor iedere regio, student en elk IT-bedrijf. Logisch dus dat ook andere gemeenten in Zuid-Holland in gesprek zijn met de ICT Praktijk Academie. Bovendien is het tekort aan IT-professionals niet zomaar opgelost. Kortom, de kans is groot dat je de ICT Praktijk Academie en hun succesformule de komende jaren op meer plekken in Nederland tegenkomt.

Meer weten?

Heb je vragen over de HBO-opleiding? E-mail Jan de Laat van ICT Praktijk Academie via info@ictpraktijkacademie.nl

Om een beeld te geven bij de economische impact van de COVID-19-uitbraak hebben de Economic Board Zuid-Holland, InnovationQuarter, de Provincie Zuid-Holland en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de Coronamonitor Zuid-Holland ontwikkeld. Doel van de monitor is inzicht te geven in de economische impact op de economie van Zuid-Holland. Dat inzicht is belangrijk, want de Zuid-Hollandse economie vormt een belangrijk deel van de Nederlandse economie. Negatieve effecten op de economie van Zuid-Holland zijn dus op nationaal niveau voelbaar.

De beurzen herstellen, maar grootste economische klap moet nog komen

In voorgaande edities van de coronamonitor Zuid-Holland hebben we vaak geconstateerd dat de aandelenbeurzen wereldwijd een harde klap hebben gekregen als gevolg van de corona uitbraak. Inmiddels laten de beurzen herstel zien en is het pre-corona niveau bijna bereikt en neemt het aantal coronabesmettingen in Nederland af. Ook het aantal faillissementen is vooralsnog vrij vergelijkbaar met het aantal faillissementen een jaar eerder. Tegelijkertijd is het zeker dat we een economische crisis tegemoet gaan. De reële economie krimpt, we zien het aantal nieuwe WW-uitkeringen snel oplopen en het aantal nieuwe bedrijven dat wordt gestart loopt terug. De grootste klap voor de economie moet nog komen.

Zuid-Hollandse economie lijkt minder hard te worden geraakt

De regionalisering van de scenario’s van het Centraal Planbureau liet eerder zien dat hoewel de Zuid-Hollandse economie hard wordt geraakt, de economische krimp minder heftig is dan voor Nederland als geheel. Andere analyses bevestigen dit beeld. Uit een analyse van het UWV blijkt dat de werkgelegenheidseffecten sterk verschillen per arbeidsmarktregio. Als een gevolg van sectorale verschillen, lijken Zuid-Hollandse arbeidsmarktregio’s relatief minder hard te worden geraakt dan andere arbeidsmarktregio’s. Uit een recente analyse van de Rabobank blijkt dat grootstedelijke regio’s in het westen van Nederland, waaronder Rotterdam, de crisis beter doorstaan dan de regio’s aan de randen van Nederland.

Overslag volumes Rotterdamse haven langdurig lager

In het eerste kwartaal van 2020 zijn de overslagvolumes in de Rotterdamse haven met ruim 9 procent gedaald. Allard Castelein, CEO van het Rotterdamse Havenbedrijf, verwacht dat de daling doorzet. Voor het tweede kwartaal verwacht hij dat de overslagdaling uitkomt op 30 procent. Castelein verwacht dat het een geruime tijd gaat duren voordat de haven weer op zijn oude niveau is. In de transportsector als geheel daalde de omzet met 1,5 procent in het eerste kwartaal. Naast de haven, is de luchtvaartsector erg hard geraakt. In april was het aantal vervoerde reizigers op nationale luchthavens 98 procent lager dan in april een jaar eerder. Inmiddels neemt het aantal vluchten weer langzaam toe.

Nieuwe edities Coronamonitor Zuid-Holland

Wij zullen de Coronamonitor Zuid-Holland de komende tijd regelmatig updaten. Op die manier hopen we bij te dragen aan een gefundeerde discussie over de gevolgen voor de economie van Zuid-Holland. Mocht u vragen, opmerkingen of suggesties hebben over de monitor, dan kunt u contact opnemen met Jan Jacob Vogelaar (janjacob.vogelaar@innovationquarter.nl).

Ruim 30 organisaties en bedrijven tekenden afgelopen februari het Deelakkoord Human Capital Zuid-Holland Greenport West-Holland. Daarmee spraken ze af zich in te zetten voor een betere aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. De provincie Zuid-Holland heeft maximaal €483.760,- subsidie toegekend voor de uitvoering van de eerste fase van het deelakkoord.

Ambities voor de tuinbouwsector

Met de subsidie kunnen projecten die onderdeel zijn van het deelakkoord Human Capital Zuid-Holland Greenport West-Holland worden uitgevoerd. Centraal daarbij staat het bevorderen en ontwikkelen van een werkwijze,bij de bedrijven en ondernemers,waarbij er continue aandacht is voor het leven lang ontwikkelen van medewerkers.En, met de aanbieders van opleidingen en trainingen, te zorgen voor opleidingen die goed aansluiten op de vraag van de ondernemers. Hiermee beoogt het deelakkoord het aantrekkelijker te maken voor werkzoekenden om in te stromen in het tuinbouwcluster, maar ook om het perspectief voor werkenden op ontwikkeling binnen de functie of doorstroom naar een andere functie of bedrijf te vergroten.

Om te zorgen voor een goede aansluiting op de vraag van de ondernemers is er voortdurende afstemming met en begeleiding van een aantal ondernemersgroepen. Deze zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van projecten en activiteiten. In goede samenwerking tussen de deelnemende partijen wil het deelakkoord het bestaande aanbod van opleidingen en trainingen vooral verbinden en versterken om een betere aansluiting op de ondernemersvragen te krijgen.

Doel van het akkoord is het begeleiden van 3.250 mensen van ‘werk naar werk’.Ondersteuning van de ontwikkeling van 500 ondernemers gebeurt onder andere met het project Next Generation Entrepreneurs.Hierin is, naast ondernemerschapscompetenties, ook aandacht voorgoed werkgeverschap. Samen met uitzendbureaus wordt de duurzame inzetbaarheid van 2.000 flexibele arbeidskrachten vergroot. Daarnaast wordt gewerkt aan de beschikbaarheid van arbeidsmigranten en experts, en het instromen van 500 mensen vanuit de bijstand en ww in samenwerking met de sectordeal Tuinbouw en Agro logistiek Westland. Met de partners van het deelakkoord wordt een werkplan opgesteld voor een vervolgfase die moet bijdragen om het geheel van doelstellingen en ambities te realiseren.

Het talent van werkenden optimaal benutten

Het deelakkoord Human Capital Zuid-Holland Greenport West-Holland valt onder de bredere Human Capital Agenda Zuid-Holland.Doel is om hiermee nationaal en internationaal concurrerend worden dankzij een arbeidsmarkt die het talent van werkenden optimaal benut. Alle partijen die meewerken verbinden zich aan harde doelstellingen voor het (om)scholen van personeel, het aan het werk helpen van niet-werkenden en het aantrekken van internationaal talent. Dit stelt werknemers in staat zich te ontwikkelen, een overstap te maken naar een andere sector of als deeltijdwerker meer uren te werken. De provincie Zuid-Holland werkt hierin nauw samen met de Economic Board Zuid-Holland.

Innoveren en ontwikkelen door voldoende en passend personeel

Gert Kant, ambassadeur Kennis & innovatie Greenport West-Holland en voorzitter raad van bestuur Lentiz: “De Human Capital Agenda Greenport komt voort uit het Innovatiepact Greenport West-Holland. Want voor innoveren en ontwikkelen is goed en gemotiveerd human capital,ondernemers en werknemers, onontbeerlijk.”

Willy de Zoete, gedeputeerde provincie Zuid-Holland: “Daadwerkelijk werk maken door de komende jaren 40.000 werknemers en 45.000 flexwerkers te scholen en 1000 bedrijven te bereiken. Dat hebben we in 2019 afgesproken in het Human Capital Akkoord Zuid-Holland. Goed werk voor iedereen is een belangrijke maatschappelijke opdracht voor bedrijven maar ook voor de provincie. Zeker in deze tijd. Goed werk is essentieel voor de brede welvaart in Zuid-Holland. Ik vind het heel mooi dat we met dit eerste deelakkoord in de tuinbouw een eerste, grote stap zetten om daar daadwerkelijk werk van te maken.”

Adri Bom-Lemstra, voorzitter van Greenport West-Holland en gedeputeerde Land- en tuinbouw van Zuid-Holland: “Met deze investering dragen we ons steentje bij aan de toekomst van het Zuid-Hollandse tuinbouwcluster. Het cluster is van groot belang voor de Nederlandse economie, levert bijdragen aan maatschappelijke vraagstukken als energie en voedsel, en werkt aan innovaties die de wereld over gaan. Daar ben ik trots op. Om deze positie te behouden is voldoende en passend personeel essentieel. De uitvoering van dit deelakkoord draagt daaraan bij.”

Partijen Deelakkoord Human Capital Zuid-Holland Greenport West-Holland

De volgende partijen werken samen aan het Deelakkoord Human Capital Zuid-Holland Greenport West-Holland: Albeda, AVAG, De Haagse Hogeschool, Delphy, Dutch Fresh Port, gemeente Barendrecht, gemeente Den Haag, gemeente Lansingerland, gemeente Midden-Delfland, Gemeente Pijnacker-Nootdorp, gemeente Rotterdam, gemeente Westland, gemeente Westvoorne en Brielle, Glastuinbouw MiddenZuid-Holland, Glastuinbouw Nederland, Glastuinbouw Voorne-Putten, Glastuinbouw Westland, GroentenFruithuis, Hogeschool Inholland, Hoogendoorn Growth Management, HortiHeroes, IJsselgemeenten, LDECenterSustainability, Lentiz Cursus & Consult, Lentiz Onderwijsgroep, LetsGrow.com, Ondernemersgroep Oostland, Patijnenburg, Plantum, Rabobank, ROC Mondriaan, VNO-NCW Westland-Delfland, Wellantcollege, World Horti Center, WUR Glastuinbouw.

Om een beeld te geven bij de economische impact van de COVID-19-uitbraak hebben de Economic Board Zuid-Holland, InnovationQuarter, de Provincie Zuid-Holland en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de Coronamonitor Zuid-Holland ontwikkeld. Doel van de monitor is inzicht te geven in de economische impact op de economie van Zuid-Holland. Dat inzicht is belangrijk, want de Zuid-Hollandse economie vormt een belangrijk deel van de Nederlandse economie. Negatieve effecten op de economie van Zuid-Holland zijn dus op nationaal niveau voelbaar.

De economie krimpt

Het mag geen verrassing zijn dat het bruto binnenlands product in het eerste kwartaal van 2020 met 1,7 procent is gedaald ten opzichte van een kwartaal eerder. Dat is de meest forse krimp sinds het eerste kwartaal van 2009. De krimp is een gevolg van afnemende consumptie door huishoudens. Het economisch zwaar weer komt ook tot uiting in een afname van het aantal vacatures, een dalend aantal starters en een toename in WW-uitkeringen. Uit recente cijfers blijkt dat in vrijwel alle sectoren nieuwe bedrijvigheid stokt. De detailhandel is de enige sector waar het aantal starters is toegenomen. Dat is te verklaren door een toename van het aantal online winkels.

Economische impact verschilt per regio

De komende tijd zal de Nederlandse economie verder krimpen. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft onderzoeksbureau Panteia de vier scenario’s van het Centraal Planbureau gedetailleerd naar sector en regio. Die analyse schetst het beeld dat de economische impact van de coronacrisis verschilt per regio. Noord-Brabant, Flevoland, Zeeland en Limburg worden in 2020 het sterkst getroffen. In Limburg, Noord-Brabant en Zeeland is dit te verklaren door de relatieve concentratie van industriebedrijvigheid in de provincies. De relatief forse krimp in Flevoland is met name een gevolg van het grote aandeel handel, vervoer en horeca.

Zuid-Hollandse economie krimpt minder hard

Ook de Zuid-Hollandse economie zal fors krimpen, maar minder dan de Nederlandse economie als geheel. Ook het herstel in 2021 (of de doorgezette krimp in het geval van scenario 4) is in Zuid-Holland positiever dan voor de Nederlandse economie. Als we ervan uitgaan dat scenario 4 werkelijkheid wordt, is de verwachting dat de Zuid-Hollandse economie en het Zuid-Hollandse arbeidsvolume respectievelijk 6,75% en 5,5% krimpen (Nederland als geheel krimpt 7,25% en 6,5%). Een belangrijke verklaring voor minder harde krimp in Zuid-Holland is de relatieve oververtegenwoordiging van de sectoren overheid en zorg in Zuid-Holland. Overheid en zorg zijn goed voor 23% van de Zuid-Hollandse economie, terwijl dit slechts 19% uitmaakt van de Nederlandse economie. Zorg en overheid zijn de enige sectoren die in scenario 4 groeien in 2020.

Ondernemers zijn minder negatief

Nu de lock down langzaam wordt versoepeld valt op dat ondernemers iets minder negatief zijn dan eerder. Het producentenvertrouwen is, hoewel nog steeds erg negatief, iets positiever dan een maand eerder. Van de op consumenten gerichte ondernemers verwachten inmiddels zelfs meer ondernemers omzetgroei dan omzetdaling. Een bedrijfstak die direct heeft geprofiteerd van het versoepelen van de maatregelen is kappers. Kappers ervaarden op 11 mei een forse inhaalvraag. ABN AMRO meldt dat op die dag het aantal consumptieve bestedingen bij kappers 415% hoger lag dan op een vergelijkbare dag in 2019. Voor andere bedrijfstakken is de inhaalvraag minder spectaculair.

Nieuwe edities Coronamonitor Zuid-Holland

Wij zullen de Coronamonitor Zuid-Holland de komende tijd regelmatig updaten. Op die manier hopen we bij te dragen aan een gefundeerde discussie over de gevolgen voor de economie van Zuid-Holland. Mocht u vragen, opmerkingen of suggesties hebben over de monitor, dan kunt u contact opnemen met Jan Jacob Vogelaar (janjacob.vogelaar@innovationquarter.nl).

Ter gelegenheid van zijn aantreden als interim-voorzitter van de EBZ.